Bo Hanna

“In Amsterdam keek niemand van mij op, juist daar had ik behoefte aan”

Schrijver Bo Hanna over opgroeien als homoseksuele tiener in Venlo

Leestijd: 4 min

Bo Hanna groeide op in Limburg. ‘Warme’, noemden de jongens uit de omliggende dorpen hem. “In Venlo viel alles wat buiten de norm lag op. Al snel stond ik bekend als ‘de homo’.” 

Ik was achttien jaar en fietste gehaast naar mijn middelbare school in Venlo. “Dit is écht de laatste keer”, fluisterde ik mezelf toe. Ik had een grafhekel aan mijn school én aan Venlo en wilde het liefst zo snel mogelijk weg uit deze omgeving. Ik was er zelfs voor afgestroomd, van atheneum naar havo, zodat ik een jaar eerder kon verkassen. Eerder was ik een jaartje blijven zitten, omdat de leraren dachten dat ik niet mijn best had gedaan voor de bètavakken. Want hoe kon ik in godsnaam achten en negens halen voor de alfavakken terwijl ik een drie voor wis- en scheikunde stond? Toen het het jaar erop hetzelfde riedeltje was, lieten ze me maar overgaan.

de boerenjongens uit de omliggende dorpen noemden me ‘warme’.

Vanaf de bovenbouw, toen ik die vakken kon laten vallen, ging het goed. Met mezelf had ik afgesproken dat ik na mijn verhuizing nooit meer terug zou komen. De bestemming had ik twee jaar geleden al bepaald: Amsterdam. Ik was een keer zonder kaartje in de trein naar de hoofdstad gestapt en had er een hele dag rondgewandeld. Ik keek er mijn ogen uit, en niemand keek van mij op. Maar juist dat was waar ik behoefte aan had. Op mijn middelbare school viel ik uit de toon: niemand was gay. De boerenjongens uit de omliggende dorpen noemden me ‘werme’ (‘warme’).

Op mijn vijftiende had ik voor het eerst een relatie met een jongen van mijn school gekregen. De bittere realiteit was dat alles stiekem moest, omdat twee verliefde jongens voor veel roddels zorgden. Helaas gingen de roddels over mijn liefde toch rond in het Limburgse dorp waar ik woonde en in de omgeving en al snel stond ik bekend als ‘de homo’. Ook mijn broers moesten het ontgelden en werden lastiggevallen met opmerkingen als: “Is jouw broertje écht gay? Wat gek!” Toen ik naar mijn oom en tante verhuisde, zette ik een punt achter de relatie.

mijn ontdekking van mijn homoseksualiteit, die ik niet met mijn tweelingbroer deelde, zorgde voor afstand.

Naarmate ik ouder werd, voelde ik me steeds eenzamer, deels omdat de band met mijn vader verslechterde. Mijn tweelingbroer zat meestal op dezelfde golflengte als ik, toch waren er momenten dat hij zweeg wanneer ik ervoor koos te spreken. Maar soms verraste hij me juist door fel tegenover mijn vader te staan. Op die momenten keek ik vol trots en goedkeuring naar hem en wisselden we soms een subtiele knipoog uit. We hadden een unieke manier van communiceren, onafhankelijk van de rest van het gezin. Maar we groeiden ook uit elkaar. Mijn ontdekking van mijn homoseksualiteit, die ik niet met hem deelde, zorgde voor afstand. Daarnaast begon hij te blowen en koos hij op het schoolplein voor vrienden bij wie ik liever weg bleef, omdat ik al met genoeg vooroordelen te maken had en bang was dat ik het negatieve beeld dat men had over jongens met mijn uiterlijk zou versterken.

De roddels hadden ook mijn laatste middelbare school bereikt. Een keer gooiden boerenjongens in de aula, waar ik in mijn eentje lunchte met oortjes in, een leeg blikje naar me toe. Toen ik mijn oordopjes uitdeed vroeg een van hen of ik al in mijn achterste was genomen. Ik was toen met gebalde vuisten op hem afgestormd. De conciërge had me tegengehouden en ik zou worden geschorst. Mijn mentor vond het zo oneerlijk dat hij hemel en aarde bewoog om die schorsing tegen te houden. Ik had hem al een paar keer verteld dat ik van school wilde en hij drukte mij op het hart dat ik koste wat kost mijn diploma moest behalen.

de meest basale dingen gingen in mijn leven altijd anders dan bij leeftijdsgenoten.

In de bovenbouw havo/vwo waren er weinig jongeren met een migratieachtergrond; het tegendeel gold voor het vmbo. Maar zelfs daar had ik het gevoel dat ik buiten de boot zou vallen, omdat ik niet bij een van de specifieke groepen hoorde, of het nu witte Limburgers, Molukkers of moslims waren.

Het was nooit goed. Maar het boeide mij niet zoveel. Ik wilde er gewoon weg. Terwijl ik mijn fiets op slot zette, riep de conciërge dat de uitreiking al was begonnen. Maar dat was oud nieuws voor me. Ik was niet te laat omdat ik soms moeite had om op tijd te komen. Eerder die dag twijfelde ik of ik überhaupt wel zou gaan. Iedereen zou een diploma in ontvangst nemen vergezeld door ouders. En ik had er geen. Althans, ik had er twee, maar ze konden beiden niet aanwezig zijn. Mijn vader kwam niet omdat ik het vertikte mee te gaan naar de kerk en mijn moeder was er zover ik me kon herinneren nooit geweest. Maar hoe moest ik dit aan mijn klasgenoten uitleggen? De vragen zouden namelijk sowieso komen. In Venlo viel alles wat buiten de norm lag op. Mijn ouders konden er vanavond niet bij zijn, omdat? Ik had niet eens zin om een smoes te verzinnen. De meest basale dingen gingen in mijn leven altijd anders dan bij leeftijdsgenoten. Toch schaamde ik me deze keer. Misschien omdat mettertijd het besef doordrong dat mijn situatie toch wel enigszins absurd was.

Ondanks alles was ik vastberaden mijn diploma op te halen en daarna door te gaan. Mijn nieuwe leven wachtte op me in Amsterdam. Daar stond ik dan na een lange rit: drie middelbare scholen, een jaartje blijven zitten en tal van keren geschorst. In die eindeloze uurtjes die ik in de time-out had doorgebracht kon ik alleen maar hopen dat ik op een dag eindelijk dat felbegeerde papiertje overhandigd zou krijgen.

terwijl ik al die trotse vaders en moeders om me heen zag, voelde ik meer dan ooit een leegte.

Terwijl ik mijn diploma in ontvangst nam, hoorde ik nog de woorden van een lerares in mijn hoofd. Ze had me net ervoor, tijdens het handen schudden met alle docenten, met gefronste wenkbrauwen gezegd: “Ik ben echt verbaasd dat je bent geslaagd.” Die opmerking voelde als een laatste trap na. Ik had wekenlang hard gestudeerd, voor mezelf gekookt en de was gedaan, zonder enige hulp. En terwijl ik al die trotse vaders en moeders om me heen zag, voelde ik meer dan ooit een leegte, een somber gevoel dat aan me knaagde, en ik vroeg me af waar mijn moeder in hemelsnaam was. Ik besefte dat ze er op de momenten dat ik haar het meest nodig had gehad niet voor me was geweest. Nu, nadat ik dit alles alleen had doorstaan zonder haar hulp, vroeg ik me af of ik haar nog wel wilde leren kennen. Was het mosterd na de maaltijd? Wat had ik er nu nog aan? Ik had mezelf, als moederloos kind, er immers al doorheen gesleept.

Uiteindelijk, toen ik terug naar huis fietste, voelde ik me weer sterk. Ik was trots op mezelf dat ik had volgehouden. En nu ik deze tijd met succes had weten door te komen, wist ik dat ik alles aankon. Vanaf nu zou het alleen maar beter worden.

verder lezen?

Deze tekst komt uit het boek Baba van Bo Hanna, dat afgelopen mei verscheen bij Ambo|Anthos. Op 4-jarige leeftijd werd Bo, samen met zijn tweelingbroer en oudere broer, ontvoerd door hun vader. In zijn debuut duikt hij in zijn schokkende familiegeschiedenis en onderzoekt hij de impact van deze kinderontvoering op zijn leven en dat van zijn familie.

Haal Baba in huis via de lokale boekhandel of via Bol.com.

omslag Baba door Bo Hanna

Winq kan commissie verdienen met links op deze pagina, uiteraard selecteren wij alleen producten die wij zelf ook fantastisch vinden. Lees hier hoe dat werkt.

Powered by Labrador CMS