interview
Omar Apollo over oude liefdes, nieuwe muziek en homohaat
"Als mensen vroegen of ik gay ben, dacht ik: Bro, ik vraag jou toch ook niet of je hetero bent?"
Omar Apollo staat erom bekend zijn hart op de tong te dragen, en dat is meteen duidelijk op zijn goed ontvangen tweede studioalbum God Said No. Hij vertelt Winq over zijn jeugd als queer persoon in Indiana, en hoe belangrijk het is voor queer mensen om zich veilig te voelen om zichzelf te zijn.
Welke ontwikkeling heb je doorgemaakt tussen je vorige album Ivory en dit nieuwe album?
“Op de cover van Ivory ziet mijn gezicht er jong en naïef uit, zonder baard, en sta ik zonder shirt met de armen gekruist, onbewust van waar het leven me zou brengen. Op de cover van God Said No draag ik $100.000 aan oorbellen, sieraden en een bontjas – veel glamoureuzer. Het nieuwe album gaat over wat er gebeurt als je je bewust wordt van deze dingen, en het verdriet dat je achtervolgt en blijft hangen, en je doet verlangen naar die naïeve staat.”
Is je muziek een authentieke weergave van wie je bent?
“100 procent. Elk nummer. Zet ze allemaal bij elkaar en dat is mijn vibe. Ik heb een ambitie en drive waarvan ik hoop dat die niet stopt.””
Waar komt die drive vandaan?
“Mijn ouders. Ze kwamen uit Mexico, wilden dat ik een beter leven had dan zij en hadden allebei twee banen. Mijn vader stond om zes uur ’s ochtends op, kwam om elf uur ’s avonds thuis, en deed dat elke dag 20 jaar lang. Hetzelfde gold voor mijn moeder. Ze deden alles wat nodig was om eten op tafel te krijgen. Omdat zij al het werk deden, gaven ze mij de luxe om niet alleen bezig te zijn met overleven, maar om ook na te kunnen denken over wat ik met mijn leven wilde doen.”
Je hebt gezegd dat God Said No is geschreven over meerdere jongens waar je verliefd op was, maar vooral over één persoon. Heb je met hem over het album gesproken?
“Ja, hij is lief. Hij is een schatje. Hij vindt het album geweldig.”
Met wie zou je graag samenwerken?
“Troye Sivan is cool, zijn album was geweldig. La Cruz, een Venezolaanse jongen, is fantastisch. Die gaat echt doorbreken. Hij zit in de reggaeton-scene, maar dan op de meest elegante, queer manier.”
Ben je enthousiast over het succes dat queer artiesten op dit moment hebben?
“Jezus, het werd tijd! Wíj zijn degenen met smaak”, [Lacht].
Je mixtape Apolonio uit 2020 wordt gezien als de eerste keer dat je expliciet queerness aansneed in je muziek. Vond je dat spannend, of voelde het heel natuurlijk?
“Het enige dat ik spannend vond, was de videoclip die ik maakte voor het nummer ‘Stayback’. Vlak voordat die uitkwam, dacht ik: ‘Misschien moet ik hiermee stoppen’. Maar toen hadden we de clip al opgenomen. Toen ik 18 was, maakte ik een nummer genaamd ‘Beauty Boy’. Ik moest het nummer offline halen omdat mijn hele familie flipte. Maar tijdens concerten bleef ik het gewoon zingen. Ik ben er trots op, ik had het nummer zelf geproduceerd.”
Dus eigenlijk heb je het onderwerp al eerder aangesneden dan op Apolonio?
“Als je het wist, wist je het, als je het niet wist, wist je het niet, en als je het moest vragen, dan luisterde je gewoon niet goed.”
Was dat iets waar je over moest nadenken? Het explicieter verwijzen naar queerness?
“In het allereerste nummer dat ik ooit maakte, zong ik “I’m jealous of you, I’m jealous of you”. Dat was de eerste keer dat ik over een jongen schreef. Het nummer is nooit uitgebracht, maar het is zo’n goed nummer. Het was de eerste songtekst waarin ik het woord ‘boy’ gebruik. Dat voelde zo natuurlijk. Het is een beetje zoals wanneer je gay bent maar je hele leven meisjes hebt gekust, en dan op een dag een jongen kust, en denkt: Oh, dít is waarom iedereen hiervan houdt!”
Veel mensen zullen zich daarin herkennen. Werd je ooit ontmoedigd om je seksualiteit te bespreken in muziek?
“Ja, de hele tijd, want iedereen bleef er maar vragen over stellen. Dat maakte me zo boos. Ik werd kwaad, omdat ze niet begrepen dat ik letterlijk niet kón spreken over mijn seksualiteit. Als je het wist, wist je het, maar ik wilde het niet van de daken schreeuwen omdat het mijn persoonlijke leven zou beïnvloeden als ik er openlijk over sprak. Mijn ouders zijn immigranten, dus ze begrepen mijn songteksten meestal niet zo goed. Er was zoveel gaande in mijn leven in die tijd, dat ik er niet over kon praten zonder me onveilig te voelen. Maar nu is alles goed.”
Wanneer voelde je je voor het eerst veilig om erover te praten?
“Ik weet het niet. Op bepaalde plekken voel ik me nog steeds onveilig. Hangt ervan af waar ik ben.”
Je hebt over je tienerjaren gezegd dat ze erg chaotisch waren. Was er een bepalend moment in je jeugd met betrekking tot je gay identiteit?
“Ja, onder de douche. Ik was 16 of zoiets, en dacht: Ik kan niet geloven dat ik gay ben, dit gaat een hoop dingen verpesten. En ik had gelijk, het heeft zoveel verpest.”
Was dat de eerste keer dat je besefte dat je queer was?
“Ik had waarschijnlijk al eerder een vermoeden.”
Je bent opgegroeid in Indiana, hoe kon je dat onderdeel van je identiteit verkennen?
“Ik moest er echt specifiek op letten dat dat op een veilige manier gebeurde.”
Ten opzichte van je familie?
“Ook bij mijn vrienden.”
Was je bang dat het negatief zou uitpakken?
“Ik wist hoe iedereen over gay mensen dacht. Ik dacht: Jullie haten homo’s. Dat is bizar. Dan ga ik nooit uit de kast komen.”
Heb je nog contact met vrienden van school?
“Ja.”
Hoe is dat contact nu?
“Ik weet nog dat ik ze uittestte. Dan vroeg ik: ‘Als ik gay was, zou je me dan nog steeds laten blijven logeren?’ ‘Fuck, no!’ kreeg ik als antwoord. Ik vroeg een andere vriend, waarmee ik elke dag skateboardde, wat hij zou doen als ik gay was. Hij zei: “Dan sla ik je in elkaar met dit skateboard. Ik wil geen flikkers om me heen.” Toen ik begon met muziek maken verontschuldigden ze zich allemaal.”
Heb je daar gesprekken met hen over gehad?
“Ja, ze schaamden zich enorm en zeiden: ‘Ik had geen idee dat je dat doormaakte.’ Er werd aan vrienden van mij gevraagd: ‘Is het raar om bevriend te zijn met Omar? Heeft hij geprobeerd om je aan te raken?’ Dan zeiden zij: ‘Nee, wat de hel? We zijn al tien jaar vrienden.’ Er heerste paranoia rond vriendschappen tussen hetero’s en homo’s.”
Wanneer veranderde dat?
“Grotendeels in 2018 en 2019. Met mijn familie was het een ingewikkeld proces, maar nu is het goed. Een deel van mijn familie was er super chill mee, maar sommigen vinden het nog steeds raar. Mijn gay neven en ik hebben het er vaak over. Mijn ouders zijn super chill. Mijn moeder is het meest veranderd; ze vraagt me nu hoe het met mijn liefdesleven gaat.”
Je zei ooit dat uit de kast komen ‘suf ’ is, waarom vind je dat?
“Ik ben zelf nooit uit de kast gekomen. Ik stopte het in mijn muziek, en als mensen vroegen of ik gay ben, dacht ik alleen: Bro, ik vraag jou toch ook niet of je hetero bent? Uit de kast komen is zo intens, waarom zou je het gevoel hebben dat je dat moet doen? Ik vind het suf dat je online je identiteit aan de wereld zou moeten verkondigen. Lééf gewoon, ik vind niet dat je het de hele wereld hoeft te vertellen. Natuurlijk wel aan je goede vrienden. Het hangt echt van je situatie af. Mensen begrijpen soms niet hoe het leven van anderen in elkaar zit. Voor sommige mensen is het gevaarlijk om uit de kast te komen, er zijn plaatsen in Amerika waar het letterlijk niet veilig is om jezelf te zijn. Dus daarom dacht ik altijd: Ik ken je helemaal niet, waarom gaat het jou iets aan dat ik graag aan een pik zuig? Ik weet dat ik veel grapjes maak, maar dit meen ik serieus – het is geen grap voor mij. Het is voor iedereen anders, hoe ze omgaan met hun queerness.”
Tekst gaat verder onder de foto
Wat maakt je gelukkig?
“Er zijn veel momenten waarop ik gelukkig ben. Een mango eten, wandelen, naar een nieuw nummer luisteren dat ik heb gemaakt, een sjaal kopen waar ik gek op ben en die ik niet meer af wil doen. Het zijn de kleine dingen. Zingen maakt me echt gelukkig. Luisteren naar mijn vader die vertelt over zijn jongere jaren maakt me echt gelukkig. Ook als mijn vader vertelt dat hij nu een geweldige tijd heeft in zijn leven.”
Kun je je voorstellen dat je ooit zou stoppen?
“Nee. Ik denk dat het leven draait om kwaliteit, of dat nu de kwaliteit is van je werk, je vriendschappen, relaties, voedsel dat je in je lichaam stopt, of de kwaliteit van de informatie die je tot je neemt. Ik zal altijd bezig blijven met iets waarvan ik vind dat het een goede kwaliteit heeft.”