column
Aan de goede kant
Bo Hanna over zwijgen en ingrijpen
Op alle momenten dat omstanders in pijnlijke situaties stil blijven, maakt hun zwijgen de confrontatie met vooroordelen voor mij des te pijnlijker.
Op een zonnige middag zat ik met een vriendin bij een sapjeskraam op een Thais eiland, te genieten van het mooie uitzicht, tot onze rust verstoord werd door een gesprek aan de bar achter ons. Een gespierde man stond tegen twee vriendinnen te klagen over hoe hij niet naar een strand om de hoek wilde, omdat hij daar ongemakkelijk werd van de “geile blikken” van al die homomannen.
In een reflex draaide ik me om. Hij ging door over de oversekste aard van homomannen, maakte suggestieve bewegingen over zijn gespierde buik, en liet zijn tong langs zijn onderlip glijden. “Want heteromannen doen dat nooit, als ze een vrouw in een bikini over het strand zien lopen?”, wierp ik hem toe. Met een glimlach voegde ik eraan toe dat ik zelf ook gay ben, maar dat ik nooit op die manier naar voorbijlopende mannen kijk.
“kom op nou, je kunt niet alle homo’s over een kam scheren”
Hij stamelde iets over hoe hem dit wel keer op keer overkwam. Onverwacht viel een van zijn vriendinnen me bij. “Kom op nou, je kunt niet alle homo’s over een kam scheren,” zei ze streng. Ze wisselde nog een een waarderende blik met me uit en sleurde hem daarna mee naar een tafeltje verderop.
Ik ben eraan gewend geraakt dat de verantwoordelijkheid om in situaties als deze in te grijpen, meestal bij mij ligt. Wanneer anderen impertinente vragen stellen of beledigende opmerkingen naar mijn hoofd slingeren, kijken omstanders doorgaans naar mij, wachtend tot ik mijn mond opentrek. Het was een verademing een keer iemand anders het initiatief te zien nemen. Een bemoedigend signaal, vooral in een tijd waarin het soms lijkt alsof de strijd voor lhbtq-emancipatie er eentje tegen de bierkaai is.
Nu de haat tegen (seksuele) minderheden alleen maar lijkt toe te nemen, en de samenleving – in een wereld die kampt met talloze crisis tegelijkertijd - lijkt te verharden, tonen steeds meer mensen en organisaties online hun afkeer tegen discriminatie en onrecht, vaak om duidelijk te maken dat zij ‘aan de goede kant’ staan. Maar uit eigen ervaring weet ik dat de bereidheid om in te grijpen wanneer dat écht nodig is, vaak minder vanzelfsprekend blijkt. Op alle momenten dat collega’s, klasgenoten of omstanders in pijnlijke situaties stil bleven, maakte hun zwijgen de confrontatie met vooroordelen voor mij des te pijnlijker.
“sorry, je had gelijk. ik hoop dat je begrijpt dat ik niets tegen homo’s heb”
De situatie bij de sapjeskraam herinnerde me eraan dat vrienden en naasten, juist omdat zij elkaar vaak door en door kennen en meer bereid zijn naar elkaar te luisteren, een aanzienlijke invloed op elkaar kunnen uitoefenen. Daarom vraag ik: spreken we onze eigen vrienden of naasten aan op hun gedrag, of leggen we die verantwoordelijkheid bij de mensen die al kampen met vooroordelen?
Een kwartier later kwam de gespierde man met zijn staart tussen de benen naar me toe. Met een glimlach zei hij: “Sorry, je had gelijk. Ik hoop dat je begrijpt dat ik niets tegen homo’s heb.” Om de vrede definitief te bezegelen, kreeg ik een high five.