Column Peter van der Wal

Eindelijk zijn we van elkaar bevrijd

"Mijn ouders en ik gaan ieder onze eigen weg"

Leestijd: < 1 min

Na zijn coming-out werd Peters band met zijn ouders steeds slechter. Uiteindelijk verbraken ze het contact. Inmiddels kan hij het een plek geven. “Mijn ouders en ik gaan ieder onze eigen kant op. Zonder elkaar, maar wel vrij. Dat geeft rust.”

Het verleden kan ik niet wegpoetsen, hoe graag ik dat soms ook zou willen. Herinneringen kan ik niet geheel verstoppen, hoe pijnlijk deze soms ook zijn.

Ik groeide op in een streng kerkelijk gezin en had een redelijk onbekommerde jeugd, maar toen ik ontdekte dat ik op jongens val, begon de onrust. Toen ik op mijn 22ste uit de kast kwam, werd het contact met mijn ouders met de jaren steeds slechter, tot we het uiteindelijk helemaal verbraken. Ik heb er al vaak over gesproken en geschreven.

Inmiddels ligt die periode van onrust achter mij. Achter ons, moet ik zeggen, want Roy, mijn vriend, heeft dit moeilijke proces van dichtbij beleefd. Hij heeft mijn ouders nooit ontmoet, maar heeft hen wel op een andere manier leren kennen. Want, hoe ik het ook wend of keer, ze maken deel van mij uit. Als ik de familiefoto’s erbij pak, kan ik er niet om heen: ik ben een echte Van der Wal. 

Nu de eerste grijze haren om de hoek komen kijken, zie ik de kraaienpootjes van mijn vader opdoemen.

Soms zie ik in mijzelf mijn vader, soms hoor ik in mijzelf mijn moeder. Dat zijn confronterende momenten. Nu op mijn 35ste de eerste grijze haren om de hoek komen kijken, zie ik de kraaienpootjes van mijn vader opdoemen. Met het verstrijken van de jaren zie ik meer en meer gelijkenissen. Uiterlijke gelijkenissen, maar ook bepaalde grapjes, uitlatingen en creatieve interesses. Zo heb ik mijn vaders interesse in fotografie geërfd en de muzikale kriebels van mijn moeder.

Met andere erfenissen ben ik minder blij. Soms komt de zeur in mij omhoog. De ruziezoeker. De onverschillige. De betweter. Gelukkig heb ik hier in de afgelopen jaren aan kunnen schaven; de ruziezoeker is langzaam maar zeker veranderd in een sociaal persoon, al moet ik accepteren dat ik soms simpelweg niet makkelijk ben. Niet voor mezelf, noch voor anderen.

Mijn ouders en ik hebben echter nog een belangrijk ding met elkaar gemeen. We zijn vrij van elkaar. We hebben elkaar een tijd mogen leren kennen en gaan nu ieder onze eigen kant op. Er is geen gedoe meer. Ik denk nog geregeld aan ze, blijf hen zien in de spiegel en horen wanneer ik mijn mond opentrek, maar we zijn vrij.

Na jaren van worsteling en onrust voel ik me bevrijd.

Mijn ouders – en met hen de rest van de gereformeerde gemeenschap – geloven dat je naar de hemel óf de hel gaat. Om naar de hemel te gaan, moet je bekeerd zijn. Bevrijd van de zonden die je op de aarde hebt begaan. Sinds enkele jaren geloven mijn ouders dat ze dat zijn. Dat ze naar de hemel gaan. In hun ogen zijn ze vrij. 

Ik voel mij, na jaren van worsteling en onrust, op een andere manier bevrijd. Ik weet hoe ik om moet gaan met de gedachten over mijn ouders. Ik ben op mijn eigen manier bekeerd, bevrijd. Vrij als homo. Vrij samen met mijn vriend. Vrij van ouders die hun kind niet kunnen accepteren zoals hij is.

Het is een rust die ik iedereen gun die een moeizame relatie ervaart met zijn familie. Ik hoop dat ik 'm straks tijdens de Pride in Amsterdam nog sterker mag gaan voelen. Hoewel ik bepaalde delen van de tijd soms graag zou veranderen, heelt diezelfde tijd gelukkig ook mijn wonden.  

Foto: Peter van der Wal

Powered by Labrador CMS