De kerk en ik

“Pas tijdens mijn studie kwam ik erachter dat mensen ook prima zonder God kunnen leven”

Leestijd: < 1 min

Aart de Bonte (29) is homo en woont in het Kleiklooster, een christelijke woongemeenschap in een van de oude Bijlmerflats. Ze geloven en bidden, maar hangen geen specifieke stroming aan. “Pas toen ik twintig was, ontmoette ik een andere jongen die homo is."

Aart, hoe kom je terecht in een klooster in een oude Bijlmerflat?
“Drie jaar geleden was ik op zoek naar een nieuwe woonruimte. Ik woonde toen in Utrecht, had geen zin om alleen te wonen. Ik kom uit een groot gezin met zeven kinderen. Daar had ik altijd mensen om me heen. Later woonde ik met studiegenoten of familie. Ik had nog nooit op mezelf gewoond. 

Ik geloof dat mijn zus me over het Kleiklooster heeft verteld. Ik heb een brief geschreven, kwam op gesprek en werd toegelaten.”

En hoe is het leven hier dan?
“Alle mensen hier zijn jong (tussen de 29 en 39 jaar oud) en komen uit een christelijk milieu. Dit is een plek waar ik me thuis voel en mezelf niet hoef te verbergen. Het is een soort thuishaven waar ik me veilig voel en ik ben blij dat het geloof hier een rol speelt.”

Je komt uit een gelovig gezin.
“Ik ben geboren in Zeeland, op Walcheren. We gingen naar de Gereformeerde Gemeente. Een van de 'zwaardere' kerken. Toen ik zes was, verhuisden we naar de Hoeksche Waard, net onder Rotterdam. We leefden daar ook in een orthodox-christelijke gemeenschap, ik geloof dat het nog net bij de Biblebelt hoort. Na de lagere school ging ik naar een reformatorische middelbare school in Rotterdam.”

“Wat in de Bijbel staat is waar, dat moet je naleven”

Je moest jezelf staande zien te houden.
“Inderdaad. Ik denk er wel met veel warmte aan terug. Al had het misschien wat opener naar de wereld kunnen zijn. Iedereen daar zat in een soort bubbel. We hadden wel gewoon een radio en keken naar films. Mijn vader en moeder leerden ons dat het geloof inhoudt dat je mensen onvoorwaardelijk liefhebt. Dat vind ik mooi. Ze doelden wel vooral op liefhebben binnen de geloofsgemeenschap, daarbuiten was het lastiger. Met niet-gelovige mensen van buiten onze kerk hadden we minder contact.”

Houdt dat je niet klein?
“Misschien wel. Ik zal niet zeggen dat het je dom houdt, maar je moet wel de Bijbel voor waar aannemen. Je mag er vragen over stellen, maar niet aan twijfelen. Wat daar staat, is waar en dat moet je naleven.”

Je bent op een gegeven moment gaan studeren. Was dat niet een enorme stap?
“Na de middelbare school ging ik naar een reformatorische HBO. Daar gingen veel klasgenoten ook naartoe. Ik ging naar de PABO, maar dat was eigenlijk niets voor mij. Toen ik klaar was, ben ik voor een baan als meester gaan solliciteren, maar in mijn achterhoofd wist ik al dat ik iets anders wilde. Uiteindelijk heb ik me ingeschreven om literatuurwetenschap te studeren aan de universiteit in Utrecht.”

“Toen ik naar de universiteit ging, voelde het alsof ik een wereld instapte waarvoor ik jaren was gewaarschuwd”

Wat zeiden ze daar thuis van?
“Ze hadden het wel verwacht. Ik werd niet echt uitgedaagd op de PABO, dus het was wel een logische keuze. Bovendien studeerden mijn zus ook al aan de universiteit. Voor mij voelde het alsof ik een wereld instapte waarvoor ik jaren was gewaarschuwd.”

Hoe was dat?
“Heel erg bevrijdend.”

Je vond het niet eng?
“Ik kwam er vooral achter dat mensen veel meer van de wereld wisten dan ik. Over literatuur en de populaire cultuur bijvoorbeeld. Ik kreeg dat niet mee. Misschien interesseerde dat me ook niet zo.

Ik ontdekte dat religie heel erg persoonsgebonden is. Dat mensen ook prima daarbuiten kunnen functioneren en goede dingen kunnen doen, zonder dat ze in God geloven. Misschien wel omdat ze heel erg in zichzelf geloven.”

En tegen jou werd gezegd dat dat niet kon?
“Niet expliciet, maar je moest voldoen aan bepaalde regels om bij de gelovigen te kunnen horen. Je werd ervoor gewaarschuwd je niet te veel in te laten met ‘de wereld’, zoals dat werd genoemd. Het was een beetje dualistisch; wij tegen zij. Wij hebben de waarheid en zij hebben hun waarheid die niet op God gebaseerd is. Ik had het idee dat ongelovigen helemaal van God los waren.”

Aart op het balkon van het Kleiklooster

Wat een enorme bevrijding moet het zijn geweest toen je naar Utrecht verhuisde.
“Inderdaad. Ik ontdekte dat er nog een heel grote wereld was waar mensen zichzelf durfden te zijn. Waar mensen geen problemen hadden met homo’s.”

Want hoe ben jij uit de kast gekomen?
“Dat is een lang verhaal. Mijn moeder overleed toen ik vijftien was. Daarna was ik vooral bezig met overleven en voor anderen te zorgen, mijn overlevingsmodus ging aan. Ik was er niet mee bezig hoe ik mezelf voelde. 

Ik voelde al heel lang dat ik anders was dan andere jongens op mijn school. Al vanaf de basisschool. Ik vond het leuk om met meisjes te spelen en boeken te lezen in plaats van te voetballen, maar ik wist niet wat homo zijn was. In mijn wereld kwam dat niet voor. Ik had niet het gevoel dat er genoeg vrijheid was om uit de kast te komen, ik dacht dat ik dan voorgoed afscheid zou moeten nemen van alles en iedereen.”

Wanneer ben je uiteindelijk uit de kast gekomen?
“Toen ik 24 was.”

Dan heb je er heel lang mee rondgelopen.
“Klopt. Ik wist sinds mijn tienertijd dat ik homo ben, maar ik kon me niet spiegelen aan anderen.”

“Ik dacht: zolang ik er niet aan denk, bestaat het niet en gaat het wel weg. Maar het ging niet weg”

Hoe ging je toen om met je geaardheid?
“Ik stopte het weg, daar was ik heel goed in. Ik dacht: zolang ik er niet aan denk, bestaat het niet en gaat het wel weg. Maar het ging niet weg.”

Werd er binnen de gemeenschap over gesproken?
“Niet dat ik me kan herinneren. Het was een doodgezwegen onderwerp. Door het er niet over te hebben, gingen ze het ongemakkelijke uit de weg. Ik zag op de universiteit pas mensen die gay waren en daar heel open over waren.”

Was je daar bang voor?
“Je kunt beter zeggen dat me een spiegel voorgehouden werd. Ik was niet jaloers, ik zag het meer als een voorbeeldfunctie. Maar tegelijkertijd was ik er zo min mogelijk mee bezig. Ik studeerde veel, was goed in leren. Deed vrijwilligerswerk…”

“Op een gegeven moment trok mijn lichaam het niet meer”

Je hield jezelf bezig.
“Ja, maar op een gegeven moment trok mijn lichaam het niet meer. Ik kreeg hoofd- en buikpijn. Kon niet meer slapen. Ik zocht een medische oorzaak, maar die was er niet. Mijn lichaam gaf aan dat het genoeg was. Ik had toen het gevoel dat als ik uit de kast zou komen, er geen weg terug meer was en ik er voor de volle honderd procent voor moest gaan. Ik heb het toen als eerste aan mijn huisgenoot verteld”

Hoe was dat?
“Zij komt uit een zwaargelovig gezin. Ze begreep het geloof ik wel. Maar mijn zus heeft mij een beetje uit de kast getrokken. Ik had een gesprek met haar over de liefde en ze bleef maar vragen of ik geen relatie had. Uiteindelijk heb ik gezegd dat ik homo ben. Ze reageerde heel lief en vol begrip. Zij heeft daarna mijn broers en zussen gebeld om het aan hen te vertellen. Dat vond ik toen te spannend.”

“Mijn familie vond het jammer dat ik er zo lang mee heb rondgelopen”

Maar voor jou voelde dat op dat moment als de juiste manier?
“Op dat moment was het prima. Ik had genoeg aan mezelf. De reactie van mijn familie was goed, ze vonden het jammer dat ik er zo lang mee had rondgelopen.”

Heel begripvol
“Ja. Ik had het anders ingeschat. Aan de andere kant weet ik dat mijn familie heel sterk is, door wat we samen hebben meegemaakt. Ik was blij dat zij het wisten, het maakte me daarna niet meer uit of anderen het wel of niet weten.”

En de kerk?
“Ik zat toen bij een kerk in Utrecht. Dat was een gemeenschap die meer open was dan waar ik vandaan kom, met veel studenten en een jonge predikant. Zij zochten heel erg de dialoog op om het bespreekbaar te maken. Ik merk soms nog dat het een beetje ongemakkelijk is, van beide kanten.
Ik kan me voorstellen dat hetero’s bang zijn dat ze iets verkeerds zeggen, dat ze homo’s kwetsen. Maar ze willen het ook graag bespreekbaar maken en dat bewonder ik. Ik ben blij dat er nu wat meer ruimte is voor homoseksualiteit. In steeds meer kerken worden homoseksuele relaties al ingezegend. Het is heel belangrijk dat jonge mensen het gesprek aan durven te gaan en dat ze voorbeeldfiguren hebben.”

Die jij niet had.
“Nee, maar ik zocht ze ook niet heel bewust. Tot mijn twintigste heb ik geen homo ontmoet, voor zover ik weet tenminste. Ik vin dhet belangrijk dat het bespreekbaar wordt. Op scholen bijvoorbeeld. En dan niet tijdens de godsdienstles, maar tijdens maatschappijleer. Ik weet ook dat mensen die uit de kast zijn gekomen, soms wordt gevraagd om hun verhaal te vertellen op scholen via 'Homo in de klas'.”

Zou jij dat doen?
“Ik sta er wel voor open. Ik heb zelf ook veel gehad aan andere christelijke homo's. Bijvoorbeeld bij een christelijke homojongerenvereniging. We gingen weekenden weg, er waren bijeenkomsten, hadden goede gesprekken. En vooral ook herkenning in elkaars verhalen en ervaringen.”

“Ik blijf altijd hopen op een betere wereld”

Wat haal jij nu uit het geloof?
“Heel veel hoop, denk ik. Dat je altijd blijft hopen op een betere wereld. Minder aan een plek in de hemel, maar juist meer aan de plek op deze wereld. Ik geloof dat mijn geloof in die zin wel veranderd is van een soort onbereikbaar iets, iets waar je bijna bang voor moet zijn, naar iets dat staat voor inclusiviteit.”

En een stukje houvast zodat je het niet alleen hoeft te doen?
“Dat zeker ook. We bidden bij het Kleiklooster elke avond. Ik merk dat dat rust geeft. De wereld is wat mij betreft soms totaal fucked up, maar ik heb iemand waarmee ik dat kan delen. Iemand die geen partij kiest, maar deze wereld heeft gemaakt. Ik denk dat die gedachte voor ons allemaal rust geeft in dit klooster.”

Hoe reageren je medebewoners op je seksuele geaardheid?
“Ik maak weleens de grap dat dat de reden is dat ik hier woon.”

Dat ze je vanwege je geaardheid hebben uitgekozen?
“Ze wilden graag een mix van singles en gezinnen. Toen ik hier kwam wonen, woonden er al een andere single en drie stellen waarvan er twee kinderen hadden. De samenstelling was dus redelijk gemixt. Nu hebben die twee singles wel allebei een relatie, dus we zijn aan het uitbreiden, haha.”

Ja. Want je hebt een vriend?
“Inderdaad, ik heb hem ontmoet tijdens de Transpride-kerkdienst in de Keizersgrachtkerk. Een vriend uit Amsterdam heeft mij aan hem voorgesteld. We liepen elkaar telkens mis, maar tijdens die dienst zou hij er ook zijn. De boekjes waren op, dus we deelden samen een boekje. The rest is history. We zijn nu bijna een jaar samen.”

Powered by Labrador CMS