column

“Het is een dolksteek in je hart als iemand zegt: jouw boek ligt op mijn nachtkastje”

Johan Goossens over het schrijverschap

Leestijd: 3 min

Ik zag Willem Melchior op het strand. Hij stond bij strandtent Parnassia met een handdoekje over zijn schouders en zijn inmiddels kenmerkende ronde knop op zijn keel, het apparaatje waarmee hij praat. Ik had hem vlak ervoor bij Pauw gezien en had bewondering voor zijn geestigheid, de lichte toon waarmee hij een zwaar onderwerp als kanker behandelde. Ik had meteen zijn boek gekocht, en nu sprak ik hem aan. Iets wat ik normaal nooit doe.  

“het was eruit voordat ik er erg in had, in mijn hoofd had het eerlijk geklonken”

“Mag ik even zeggen dat ik enorm van uw boek heb genoten”, begon ik. “O, dank je”, zei hij, terwijl hij drukte op de knop onder zijn keel. Een metalig, hees, maar niet onvriendelijk geluid kwam eruit. Hierna viel een stilte, die ik als een soort Pavlovreactie acuut op begon te vullen. “Echt een mooi boek”, zei ik nogmaals. En daarna hoorde ik mezelf zeggen: “Ja, ik heb hem nog niet uit…” Het was eruit voor ik er erg in had. In mijn hoofd had het eerlijk geklonken, als een casual detail. Maar nu het uit mijn mond kwam, leek het of ik mijn eigen compliment wilde ontkrachten en insinueren dat het heus zo goed nog niet was, dat boek van hem. “Ik had het gekocht bij de AKO, op het station”, voegde ik er lullig aan toe, totaal overbodig.

Ik moest denken aan de keren dat mensen mij aanspreken met een compliment, als ik aan de andere kant van de bewondering sta. Meestal is dit direct na een show en soms worden dit heel leuke gesprekken over onderwijs, vagina’s of wat dies meer zij. Maar vaker strandt de poging van de fan in een ondoorgrondelijke, zichzelf excuserende woordenstroom. Na het initiële compliment (“Mooie show!”) en mijn bedankje, breekt niet zelden de paniek uit. Met zweet op het voorhoofd gaat men dan over op ratelen: dat ze de kaartjes van een buurvrouw hadden gekregen die geen oppas kon krijgen, of eigenlijk eerst wel een oppas had, maar die had afgezegd... De meest uiteenlopende details terwijl je in hun ogen leest: dit wilde ik allemaal niet vertellen! Maar ze vertellen het toch en ik luister verwonderd naar een verhaal over een vrouw die ik niet ken, nog nooit heb ontmoet en van wie ik alleen weet dat ze geen oppas kon krijgen.

“ik heb zelf ook boeken gepubliceerd en weet dus dat alles minder dan ‘ik heb het in één ruk uitgelezen!’ als een belediging voelt”

Eens kreeg ik een paar dagen na zo’n gesprek een briefje waarin een vrouw haar excuses aanbood voor wat ze allemaal had lopen vertellen. ‘Ik weet niet wat me bezielde’, schreef ze, en zo voelde ik me nu ook. Want ik stond daar nog steeds naast de schrijver Willem Melchior, samen starend naar de zee en ik kon het blijkbaar niet laten mijn graf nog een beetje dieper te graven. “Ik had nog niet veel van u gelezen”, was mijn volgende zin. Mijn god, wat bezielde me? “Ja, De onhuwbaren natuurlijk.” “Ah ja. De onhuwbaren…”, mijmerde hij. Waarna ik direct zei: “Maar die had ik ook niet uitgelezen.” Auwauwauw. Waarom deed ik dit? Ik wist hoe pijnlijk dit is voor het ego. Ik heb zelf ook boeken gepubliceerd en weet dus dat alles minder dan ‘Ik heb het in één ruk uitgelezen!’ als een belediging voelt. Een boek is je kindje waar je je ziel en zaligheid in hebt gestopt en het is een dolksteek in je hart als iemand zegt: het ligt op mijn nachtkastje.

Ik besloot mezelf te verklaren. “Ik ben erin begonnen, maar had het boek geleend van iemand en moest het terugbrengen.” De grote schrijver knikte en staarde naar de horizon. “Misschien moet je ‘m nog een keer uitlezen dan. Of überhaupt een boek van me uitlezen”, zei hij met de lichtspottende toon die ik zo mooi vond bij Pauw. Ik knikte en liep terug naar mijn handdoek. De rest van de prachtige stranddag stond in het teken van spijt.

Foto: Marc Deurloo

Powered by Labrador CMS