NSFW: een voorpublicatie uit Jongenssprookjes 5!

Oeh la la!

Leestijd: < 1 min

Op 14 juni verschijnt alweer het vijfde deel uit de Jongenssprookjes-serie. Schrijver Eric Kollen publiceerde in 2012 het eerste deel, en inmiddels zijn er meer dan 15.000 boeken verkocht. In een tijd waarin seks via datingapps voor het oprapen ligt, en porno met een druk op de knop beschikbaar is, schrijft Kollen prikkelende verhalen over homoseks die tot de verbeelding spreken.

Boudewijn floot zachtjes. Vandaag was een voltreffer. Godverdomme, wat een kerels! Allebei twintigers, groot en gespierd. En allebei waren ze gekleurd: de een was diep donkerbruin, met heel kortgeschoren haar, de ander was een paar tinten lichter en had een gebreide muts op.
           Hij sloeg ze ingespannen gade, terwijl de twee mannen dichterbij kwamen, achter hun auto, en zich her en der bukten en met hun gehandschoende handen de vuilniszakken beetgrepen die langs de straat stonden, om ze met een welgemikte zwaai in de ronkende vuilnisauto te gooien. In deze tijd van het jaar hadden de vuilnismannen geen beschermende overall aan, of zelfs een wijde overjas, maar droegen ze boven hun reflecterend oranje broek alleen een T-shirtje. Wat een geschenk! Boudewijn genoot met volle teugen van hun brede schouders, hun zware armen en hun gespierde torso’s. Godkolere, ze waren adembenemend.
           De vuilnisauto was vlak bij Boudewijns woning aangekomen. Het shirtje van de jonge man met de muts, viel hem nu op, was aan de korte kant, en hij droeg een broek die hem allesbehalve strak om de taille spande en daardoor laag op zijn heupen hing. Wanneer hij de zakken hoog door de lucht slingerde, meende Boudewijn af en toe een prachtige, mokkakleurige onderbuik te zien. Zou dat betekenen… dat hij straks, wanneer hij het gezelschap van achteren zag, wellicht een stuk van de kont van de jongen zou zien…? Tering, dat beloofde wat. Zijn lul was keihard. Het gaat gewoon vanzelf, dokter, ik kan er niks aan doen.
           Wie dagelijks door de stad wandelt, wordt regelmatig geconfronteerd met het zogenoemde ‘bouwvakkersdecolleté’. Een enkele keer is dat een lust voor het oog, maar zoals geoefende gluurders weten, is helaas bij verreweg de meeste werklieden het probleem dat het afzakken van de broek wel wordt bevórderd door hun bukkende of knielende houding, maar in eerste aanleg optreedt doordat ze vele kilo’s overgewicht meetorsen, waardoor de argeloze voorbijganger wordt getrakteerd op twee grote, platte speklappen die lillend over een strak gespannen broeksband puilen. Maar dit… dit was andere koffie, o zo! Dit beloofde een uitzondering te worden die Boudewijn nog wekenlang haarscherp voor de geest zou staan.

Boudewijn voelde een sterke verleiding om voortaan twee keer per week een doosje bakstenen aan de straat te zetten

De vuilnisauto stond stil, recht onder Boudewijns balkon. Hij kon bijna niet wachten tot het ding weer zou gaan rijden, want dan zou de actie zich bij hem vandaan begeven, en dan zou hij zicht krijgen op… Jaaaa! Het vehikel kwam in beweging. Boudewijn perste zichzelf helemaal in die hoek van het balkon vanwaar hij het eerst… Oooo, zag hij daar inderdaad…? Hij huiverde van geilheid.

           Yesss!!! Toen de jongen met de muts zich bukte om een zak van de straat te pakken, zag Boudewijn niet alleen een atletische, bruine onderrug verschijnen, maar vooral ook een royaal gedeelte van een onweerstaanbare jongemannenkont: het bovenste stuk van twee gespierde, caramelkleurige billen, waarvan de stevige weefsels zich met elke beweging van de man aan- en ontspanden. Sodeju…! Het was spectaculair.
                  Tot Boudewijns grote vreugde had een jaar eerder bij de dienst Stadsreiniging het zogeheten ‘nieuwe tillen’ zijn intrede gedaan: daarbij zakt men bij het vastpakken van het te tillen voorwerp door de knieën, trekt de rug helemaal hol en brengt dan de heupen zo ver mogelijk naar achteren. Vervolgens tilt men met de beenspieren. Wat een wáánzinnige vondst was dat!! In de eerste plaats natuurlijk wegens haar arbotechnische winst, in termen van het besparen van menselijk leed en maatschappelijke kosten, geen misverstand. Maar de lezer kan het onze held vast wel vergeven dat hij daarnaast ook oog had voor de esthetische voordelen van deze innovatieve methode, die op een dag als vandaag als nooit tevoren werden geïllustreerd, gewoon voor zijn eigen fucking voordeur. Godkanonnen! Boudewijn voelde een sterke verleiding om voortaan twee keer per week een doosje bakstenen aan de straat te zetten, want bij elke zware last stak de jongen met de muts zijn kogelronde kont mijlenver naar achteren, zodat de fluorescerend oranje broek nog een paar centimeter verder omlaag werd getrokken, en de twee gulle, goudkleurige appels van vlees voor zowat een derde deel werden onthuld, terwijl het heldere zonlicht een plagerig spelletje speelde met die duistere, even geheimzinnige als verlokkende spelonk ertussen; op sommige momenten had Boudewijn de indruk dat hij er vanaf zijn adelaarsnest recht in naar beneden kon kijken.

Fragment uit: ‘Summer in the city’, Jongenssprookjes Deel 5.

De volledige afbeelding van het omslag vind je hier. Meer lezen? Bestel de boeken via jongenssprookjes.nl.

Volg je ons al op Instagram?

Powered by Labrador CMS