Gastcolumn

Waarom de vrijheid van een boerkadragende moslima mijn vrijheid is

Wielie Elhorst over het boerkaverbod

Leestijd: < 1 min

Het is wat mij betreft vandaag een zwarte dag. Vandaag gaat de wet van kracht die gezichtsbedekkende kleding verbiedt in bepaalde publieke ruimtes, zoals het ziekenhuis en de tram. We kennen de wet beter onder de populaire noemer van de wet op het verbod van de boerka.

Dat deze wet vandaag van kracht gaat, getuigt van de overwinning van laffe politiek en is een waarschuwing aan LHBTQ’s dat wij ook in Nederland nergens op hoeven te rekenen, hoeveel er in ons voordeel ook al in wetten is vastgelegd.

De nieuwe wet is slim geformuleerd. Het spreekt verhullend over ‘gezichtsbedekkende kleding’, alsof iedereen vergeten is dat de discussie eigenlijk over de boerka ging, een kledingstuk dat islamitische vrouwen die dat willen en die zich in het openbaar begeven, geheel bedekt. Natuurlijk, het is logisch dat in een land als Nederland waarin vrouwen in de laatste pakweg honderd jaar een positie van gelijkwaardigheid en gelijke kansen hebben verworven, een kledingstuk als de boerka discussie oproept, onbegrip ook. Dat de meest primaire reactie is dat zo’n boerka vrouwonvriendelijk is, kan ik heel goed begrijpen en ik heb er zelf ook de nodige vragen bij. Het lijkt haaks te staan op de in ons land verworven vrijheden en we zijn terecht niet van plan ons die ooit nog afhandig te laten maken. 

En toch doet de wet die de boerka verbiedt, precies dat. De wet heeft niets met zogenaamde veiligheid te maken, die zou worden bedreigd omdat een gezicht niet zichtbaar is. Ook dat is verhullend taalgebruik. Het komt slechts tegemoet aan angst en onbegrip en is een staaltje van politiek opportunisme waarvoor juist ons land zich diep zou moeten schamen. Wat geeft het mensen met een andere religieuze achtergrond te denken dat zij in ons zogenaamde vrije land eigenlijk helemaal niet vrij zijn en dat de stemming van een meerderheid zo maar neer kan slaan in wetgeving? Zouden zij zich hoe dan ook nog uitgenodigd voelen mee te doen in de samenleving, om op het ‘dorpsplein’ van die samenleving in gesprek te gaan over hoe we allemaal in vrijheid en gelijkwaardigheid mee kunnen doen? ‘Op z’n best’ voelen deze mensen zich nu tweederangsburgers en tot dat gesprek slechts onder voorwaarden uitgenodigd.

Wat geeft het mensen met een andere religieuze achtergrond te denken dat zij in ons zogenaamde vrije land eigenlijk helemaal niet vrij zijn en dat de stemming van een meerderheid zo maar neer kan slaan in wetgeving?

De regering had destijds moed en lef getoond door te zeggen dat het kritische gesprek over vrijheden, geloof en zelfbeschikking op dat overdrachtelijke dorpsplein thuishoort, en dat het vooral daar moet worden gevoerd. Ik ben (ook) trots op ons land, omdat het dat uitgangspunt wel erkent en uitdraagt als het om de sociale acceptatie van LHBTQ’s gaat. Onze regering faciliteert het gesprek over seksuele diversiteit en genderidentiteit in gelovige kring door christelijke LHBTQ-organisaties in staat te stellen in projecten activiteiten te ontwikkelen die een vruchtbare dialoog mogelijk maken. En de Nederlandse regering doet dat zelfs op Europees niveau, als enige land in Europa, zoals ik als bestuurder van het Europees Forum van christelijke LHBT-groepen heb mogen merken. Wijs beleid dat met aandacht en deskundigheid wordt uitgevoerd. 
Des te verbazender en angstwekkender wat mij betreft dat het faciliteren van deze acceptatie en vrijheid niet voor moslims geldt, in dit geval: islamitische vrouwen. Het is conflicterend beleid en het geeft mij ernstig te denken. Wordt regeringsbeleid gevoerd door de wens alle burgers van ons land zo optimaal mogelijk in eigen kring en samenleving te laten participeren of is het beleid dat vooral de uitdrukking is van wat op een zeker moment in een land in de publieke discussie van dat land ‘lekker ligt’.

Hoe vreemd het op het eerste gezicht misschien ook klinkt: de vrijheid van een moslima om al dan niet een boerka te dragen (hoe wij ook tegen die vrijheid aankijken), is rechtstreeks verbonden met mijn vrijheid als homo om bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse prides zichtbaar trots te zijn. Wat betekent dit in een land dat vrouwen het recht ontneemt zich uit religieuze overtuiging te kleden zoals zij willen. Juist in ons land zijn we altijd uitgegaan van de kracht van het gesprek en de ontmoeting, waarin, hoe fel soms ook, argumenten en overtuigingen kunnen worden uitgewisseld. De wet die vandaag van kracht gaat, zet daar een streep door. Het is een wet die ons land geen veiligheid verschaft, maar het leven van, in dit geval, vrouwen onveiliger maakt. Uit landen met een ‘antihomowetgeving’ weten we dat dit mensen aanzet tot geweld en discriminatie. Met deze wet zal dit niet anders zijn: boerka, maar ook hoofddoekjes dragende vouwen, zullen nog meer onheuse bejegening moeten verduren.

Sinds de moord op Theo van Gogh draag ik een kruisje. Naast de ontzetting over de moord op deze nar van het dorpsplein, was ik ook ontzet over de golf van van islamofobie die over Nederland spoelde, toen bekend was dat de dader islamitisch was. 
Ik dacht op dat moment: vandaag zijn het de moslims, maar wie zijn het morgen? Als we in onze samenleving geen onderscheid meer kunnen maken tussen extremisme en de diepe levensovertuigingen van mensen, dan zijn we uiteindelijk overgeleverd aan willekeur. Vandaag wordt die willekeur wet. Ik kan er niets anders van maken. En het roept bij mij de vraag op: ben is als christen, ben ik als homo écht veilig…

Coverbeeld: Peter van der Wal 

Powered by Labrador CMS