Gastcolumn

“De kastdeur openduwen bleek de beste beslissing ooit”

Stijn de Vries over zijn zoektocht naar zelfacceptatie

Leestijd: < 1 min

Journalist Stijn de Vries groeide op in een open, liefdevol gezin, maar legde desalniettemin een lange zoektocht af naar zelfacceptatie. “Ik moest en zou ergens bijhoren. Dat lukte me toen ik deed alsof."

“Het was 01.37 uur. Terwijl de zon zich voorbereidde te schijnen als nooit tevoren, werd ik in het donker geboren. Als zoon van geweldig lieve ouders en broer van twee prachtige zussen leek mijn leven als zondagskind uitgestippeld te zijn. Opgroeien tot een nuchtere jongeman in Twente met een voorliefde voor voetbal, vrouwen en vieux. Met mijn maten het leven vieren, uitblinken in een sport en gelukkig worden met een vriendin. Tenminste, dat was de bedoeling. De verwachting van de maatschappij.

Het opgroeien tot nuchtere jongeman ging me goed af. Thuis kon en mocht alles. Ik kreeg wat mijn hartje begeerde, zelfs als ik om Barbies vroeg. Ik danste in mijn gedachten. Wist al jong dat ik de verwachtingen van mijn omgeving niet kon waarmaken. Ik had liever een Totally Spies-speeltje in mijn Happy Meal dan een speelgoedautootje en straalde wanneer mijn lievelingstante naar de plaatselijke McDonald’s reed voor het zuurstokroze ding. 

“Mijn Barbies verdwenen, net als ik, achterin de kast en ik begon maskers te dragen die ik pas jaren later voorgoed af zou durven zetten”

Mijn ouders vonden eveneens alles prima. Ze waren trots. Pakten Barbies in met het meest glanzende papier dat er bestond en schonken ze me met plezier. Als jij maar gelukkig bent, Stijn’, zeiden ze. Het zijn woorden die onbewust op mijn brein werden getatoeëerd. Toch durfde ik in die jaren niet mezelf te zijn. Buiten de boot vallen wilde ik niet, zoals niemand dat wil. Ik moest en zou ergens bijhoren. Dat lukte me toen ik deed alsof. Mijn Barbies verdwenen, net als ik, achterin de kast. Ik begon maskers te dragen die ik pas jaren later voorgoed af zou durven zetten. 

Op de basisschool maakte ik vrienden die ik later inruilde voor vriendinnen. Ik begreep hen beter en zij mij. De gesprekken met vrienden, over knikkeren, gamen en films, veranderden naarmate we ouder werden. Knikkeren werd roken. Gamen werd zoenen. Waar ik vrouwen als lieve wezens zag, bleken ze in de ogen van mijn klasgenoten een lustobject. In mijn hoofd bouwde ik een kast en vanuit daar keek ik jaren toe. Ik bouwde mijn karakter om de kast heen. Blufte me door het stoer doen heen. Hoste tijdens carnaval enthousiast mee in een ijsblauw konijnenpak. Ik deed alles om zoals leeftijdsgenoten te zijn. En terwijl ik lichamelijk steeg tot grote hoogten, hield ik mijn mentale groei tegen. 

“Na elke schooldag zocht ik op het internet naar mensen zoals ik”

Ik veranderde in een puber, grote mond incluis, met temperament en een niet te stillen drang mezelf te vinden. Na elke schooldag zocht ik op het internet, veilig onder mijn donzen dekbed, naar mensen zoals ik. Ik verslond series, films, YouTube-video’s en boeken, gemaakt door mensen zoals ik. De volgende dag hulde ik me weer in zwart om niet op te vallen. Desondanks viel ik in mijn omgeving ongemerkt al jaren op. Waar ik zelf nog zoekende was, bleken klasgenoten, vrienden en familie allang te weten wat er speelde. Roddels van leeftijdsgenoten die wel voldeden aan de norm, vulden de gangen van mijn school. Goede vrienden geloofden die woorden en vroegen me of het waar was. Of ik daadwerkelijk gevoelens had voor jongens. Zo kroop ik nog verder in de hoek van mijn kast. De deur durfde ik nog niet open te trappen; dan hoorde ik nergens meer bij en zouden mijn vrienden me niet meer mogen. Dus loog ik. 

Kort daarop verruilde ik de weilanden voor een stadsleven. Ik koos voor een opleiding die me leerde roddels in gangen van middelbare scholen te ontkrachten met feiten. Ik leerde mijn dromen te volgen. Studeren, leren, werken, knallen. Bewijzen dat ik daadwerkelijk iets kan. Toen mijn hoofd in die onbekende stad voor de eerste keer mijn kussen raakte, maalde het. Na een uur staren naar mijn spierwitte plafond, sloot ik m’n ogen. Ik zag een strook licht door de kastdeur en wist dat ik er eindelijk klaar voor was. Mijn maskers wilde ik weggooien. Verbranden. Verschepen. Gaandeweg zou ik leren me niets meer aan te trekken van anderen.

‘Als jij maar gelukkig bent.’ De woorden die ik al achttien jaar kende, herhaalden zich keer op keer. Ik herkende de zachte stemmen van mijn ouwelui en viel in slaap met een glimlach op m’n gezicht. De dag erna besloot ik de kastdeur open te duwen. Dat bleek de beste beslissing ooit te zijn.”

Powered by Labrador CMS