Uit onze archieven:

“Het geloof is er nog, maar staat wel op een heel laag pitje”

Leestijd: < 1 min

Jelmer was zijn hele leven aangesloten bij een evangelische kerk in zijn woonplaats Drachten. Hij had daar bijna zijn hele vriendengroep opgebouwd en zong mee in de band. Tot het moment dat hij na lang wikken en wegen uit de kast kwam. “Alleen vanwege hoe ik ben, en wie ik ben, mocht ik er ineens niet meer bij horen.”

“Van jongs af aan zijn we meegenomen naar de kerk, de Vrije Baptistengemeente Bethel in Drachten; dat is een evangelische stroming. Het is een van de grootste lokale kerken van Nederland. Zo’n gemeente met een theaterzaal, waardoor het misschien best modern lijkt, maar eigenlijk zijn ze vrij streng in hun leer. Op mijn vijftiende heb ik zelf besloten dat ik er actief mee door wilde gaan, ik had het er wel naar m’n zin en had er een hele vriendengroep opgebouwd. Ik heb me daar zelfs opnieuw laten dopen; ik was als baby natuurlijk wel gedoopt, maar binnen deze kerk gelooft men in een doop op volwassen leeftijd, want dan kun je er zelf voor kiezen. Dan is het niet omdat je ouders het zo graag willen, maar omdat jij het zelf wil. Mijn ouders hebben me vrij gelaten in die keus; het werd natuurlijk wel gewaardeerd dat ik bij de kerk bleef – vooral door m’n moeder – maar het was wel echt mijn eigen keus. Het was ook een sociaal iets, een aantal klasgenootjes zat bij deze kerk en we trokken veel met elkaar op. Ik wilde hier zelf echt bij horen, het paste bij mij. Binnen de kerk ben ik ook altijd actief geweest. Het begon ooit met de bediening van de beamer, dus het projecteren van liedteksten tijdens diensten. Later ben ik overgestapt naar de band van de kerk, waarbij ik ongeveer negen jaar actief ben geweest.

Homoseksualiteit was vroeger niet zo’n onderwerp. Volgens mij heb ik daar als kind niet heel specifiek iets over meegekregen vanuit de kerk. Thuis wel, mijn moeder vond het een ziekte. Dat zat goed in mijn hoofd, dat het niet hoorde. Maar volgens mij werd er vanuit de kerk niet over gesproken, ik geloof niet dat het een thema was waar ze graag over uitweidden.

“Ik hoopte van harte dat mijn homoseksualiteit over zou gaan, dat leek me een stuk makkelijker”

Vanaf mijn twaalfde of dertiende was ik bezig met mijn eigen homoseksualiteit. Aanvankelijk geloofde ik dus dat het niet hoorde, dat ik er ook nooit iets mee wilde doen en dat ik het zéker nooit tegen iemand zou zeggen. Dat heb ik heel lang vol weten te houden. Ik hoopte van harte dat het over zou gaan, dat leek me een stuk makkelijker. En dat denk ik nog steeds wel. Ik bedoel, ik ben er nu tevreden mee, maar het zou me een hoop gedoe besparen. Ik begon me toen af te vragen of ik dan maar de rest van mijn leven geen relatie moest hebben, of misschien moest ik dan toch maar eens proberen om een vriendinnetje te krijgen, misschien dat het dan vanzelf over zou gaan. Ik had zo m’n plek gevonden binnen die geloofsgemeenschap, mijn hele sociale kring was daar. Naast het geloof waren er heel veel sociale gebeurtenissen. Die wilde ik niet missen, en ik vond het hartstikke leuk om bij de band te zingen. Pas anderhalf jaar geleden ben ik bij mezelf gaan denken dat als ik echt homo ben, het tijd werd om dat te gaan waarderen en respecteren, en om het ook aan mensen te vertellen, wetende dat dat gevolgen zou gaan hebben binnen de geloofsgemeenschap.

Ik ben begonnen bij mijn vrienden. Bij hen was het eigenlijk niet zo’n groot punt. Een paar maanden later heb ik het m’n ouders verteld. Mijn moeder had inmiddels niet meer dat beeld dat homoseksualiteit een ziekte is. Zij hadden de afgelopen jaren natuurlijk ook wel door wat er met me aan de hand was. Mijn ouders hebben er allebei heel positief op gereageerd. Ik ben jarenlang depressief geweest, en toen ik uit de kast kwam zeiden mijn ouders dat het verborgen houden van mijn homoseksualiteit daar misschien wel een van de belangrijkste redenen voor zou kunnen zijn geweest. “Je kon nooit jezelf zijn, je kon niet op zoek naar liefde, dat kan flinke impact hebben”, zeiden ze. Ik heb destijds nooit bewust het gevoel gehad dat het daadwerkelijk daardoor kwam, maar het ging na mijn coming-out wel een stuk beter met me. Maar toen werd het tijd om het aan de kerk te gaan vertellen. Ik wist dat het daar een issue zou gaan worden.

Mijn geloof en ik Jelmer
Mijn geloof en ik Jelmer

Ik was actief bij de kerk, met name in de bijbehorende band, ik was actief als coach bij een evangelische vormingsschool, en ik was betrokken bij de organisatie van een tiener- en kinderkamp. Maar die hadden jaren geleden al een soort donderpreek voor alle leidinggevenden gehouden; dat homoseksualiteit superfout was, dat ze de tieners dat niet mee wilden geven, want stel je voor dat je daarover zou gaan praten. Je mocht als kampleiding simpelweg niet meer meedoen als je homo was. Ik vond die preek echt heel heftig. Dus toen ik uit de kast ben gekomen, besloot ik me gewoon maar niet meer op te geven voor die kampen. Ik ben zeven jaar mee geweest, heb hoofdleiding gegeven over zo’n heel kamp, en ik vind het wel een beetje raar dat ze nooit meer contact hebben opgenomen, om te vragen waarom ik na zeven jaar ineens niet meer meeging. Ik vermoed dat ze wisten waardoor het kwam, en dat ze het wel prima vonden dat ik mezelf er niet meer voor opgaf.

Bij de school waar ik als coach werkte, werd me ook medegedeeld dat ze intern overleg over me hadden gehad, waarbij “zelfs mensen moesten huilen”. Desondanks hadden ze besloten dat ze het tegen bijvoorbeeld ouders van leerlingen niet konden verantwoorden om mij aan te houden als coach.

“Er zijn kerken die zeggen dat het oké is om homo te zijn, als je het maar niet in de praktijk brengt. Daar kan ik helemaal niets mee”

Ik heb zelf het initiatief genomen om het in de kerk te vertellen. Het heeft wel even geduurd voordat ik daaraan toe was. De kerk voelde altijd als een veilige, vertrouwde omgeving waar ik ongeveer mezelf kon zijn, en als ik dit zou vertellen kon dat misschien niet meer. Maar ik vind het gewoon belangrijk om er integer en eerlijk mee om te gaan. Ik wilde ook niet dat ze het via via zouden horen, dan zou het misschien een veel groter ding worden dan het eigenlijk is. Ik verwachtte dat er negatief gereageerd zou worden, maar ik wilde het dan wel zelf van ze horen. Dus heb ik een gesprek geïnitieerd met de persoon die leidinggeeft over de afdeling muziek. Ik gaf aan dat ik het over twee dingen wilde hebben: in de eerste plaats het feit dat ik op jongens val en in de tweede plaats wat dat zou betekenen voor mijn taken binnen de kerk, omdat ik het idee had dat mijn homoseksualiteit als gevolg had dat ik die taken niet meer mocht uitvoeren. Naar mijn idee vond de leidinggevende het een lastig en teer onderwerp. We hadden altijd goed contact gehad. Hij had er zelf volgens mij geen problemen mee, maar hij is wel fulltime in dienst van de organisatie. Uiteindelijk was het toch een vrij kort gesprek waarin werd bevestigd wat ik al vermoedde, en is me verteld dat ik wel lid mocht blijven van de kerk, maar dat ik mijn taken moest leggen. De kerk vindt dat je een voorbeeldfunctie hebt, en stel je voor dat er iemand op een podium staat te zingen die homo is! Wat zullen mensen daarvan denken? Althans, dat is het gevoel dat bij mij heerst. Na het gesprek heb ik nog één keer opgetreden met de band, want die kwam op televisie dus dat wilde ik natuurlijk niet missen. Er waren extra muzikanten bij, waardoor we mijn afscheid nog niet hadden gedeeld met de vaste bandleden. Ik vond het een moeilijk optreden, want bij alles wat er gebeurde dacht ik bij mezelf: dit is de laatste keer dat ik dit doe.

In eerste instantie reageerde ik heel stoïcijns, want ik had natuurlijk al het vermoeden dat door mijn mededeling mijn taken bij de kerk zouden aflopen. Pas later realiseerde me dat ik dus voor de rest van mijn leven, als ik naar deze kerk wilde blijven gaan, aan de zijlijn moest zitten. Dat kon toch niet de bedoeling zijn? Ik was toch juist eerlijk geweest? Het had niets te maken met bijvoorbeeld een talent of vaardigheid die je hebt, ik deed mijn werk gewoon goed. Vanuit mijn eigen perspectief is er niets mis met me, maar alleen vanwege hoe ik ben, of wie ik ben, mocht ik er ineens niet meer bij horen.

Mijn geloof en ik Jelmer
Mijn geloof en ik Jelmer

Ik had eerlijk gezegd wel verwacht dat ze in ieder geval met me in gesprek zouden gaan, of dat er een soort traject zou volgen. Dat ze zouden proberen om me ‘op het goede pad te brengen’, maar dat gebeurde niet. Dus ik heb zelf maar een vervolggesprek aangevraagd. Wat bleek: de raad had eigenlijk nog niet helemaal een officiële mening of een oordeel over dit onderwerp gevormd. Ze waren er wel over aan het nadenken wat hun visie en standpunt was, hoe het in de Bijbel staat, en hoe zij dat wilden interpreteren. Ze zeiden dat ik voorlopig wel weer in de band kon gaan zingen. Maar ik was toen net bezig om naar de andere kant van het land te verhuizen, en bovendien was ik bang dat de raad bijvoorbeeld twee maanden later wél een officieel beleid zou invoeren, en dat ik dan alsnog eruit gezet zou worden. Ik zei tijdens dat gesprek dat ze me dat echt niet aan konden doen. Inmiddels is er een officieel besluit genomen, ze hebben intern ook een visiedocument* verspreid met daarin hun officiële standpunt. Ik zou nu officieel geen taken meer mogen uitvoeren.

Met de mensen in de band had ik altijd goed contact. De leidster van het team wist al langer van mijn geaardheid af en had er geen moeite mee. Toen ik officieel moest stoppen wilde ze er nog werk van maken, maar ik dacht dat dat niet veel zin zou hebben. We hebben het er in de groep nog wel over gehad, en niemand heeft me toen afgewezen. Ze vonden het vooral erg dat ik er zo lang mee had rondgelopen, dat ik het niet had durven zeggen. We hebben het eigenlijk niet gehad over de sancties die waren opgelegd. Dat maakt het ook wel wrang; van bovenaf wordt in de organisatie iets opgelegd, terwijl de mensen in de groep zelf er eigenlijk geen problemen mee hebben. Ik merk wel dat er binnen die kerk een discussie op gang is gekomen, en dat waardeer ik. Ik denk dat men er nog lang niet over uitgesproken is. Ik heb niet de behoefte om met modder te gooien, of mijn oude kerk in een slecht daglicht zetten, maar dat neemt niet weg dat een voor mij eerst vertrouwde, veilige, prettige omgeving hierdoor compleet anders is geworden.

“Er zijn kerken die zeggen dat het oké is om homo te zijn, als je het maar niet in de praktijk brengt. Daar kan ik helemaal niets mee.”

Ik weet dat er ook kerken zijn, bijvoorbeeld de Hillsongkerk in Amsterdam, die het motto ‘Jezus heeft er niets over gezegd, dus zeggen wij er ook niets over’ hanteren. Die laten het open. Dus ook binnen de geloofswereld zit er heel veel verschil in. Daarnaast zijn er kerken die zeggen dat het oké is om homo te zijn, als je het maar niet in de praktijk brengt. Daar kan ik helemaal niets mee. Toen ik er vroeger zelf nog mee worstelde, probeerde ik mezelf dat ook op te leggen, maar het werkt gewoon niet zo. De liefde die ik voor een man kan hebben, is hetzelfde als de liefde die mijn zusje voor een man kan hebben. Hoe kun je iemand dat ontnemen? Ik vind het een eerste levensbehoefte om bij iemand te willen horen, bij iemand te willen zijn. Dus zo’n advies, daar kan ik echt boos om worden.

Ik ben 27,5 jaar lid geweest van een kerk, en nu al bijna een jaar niet meer. Ik ben, ook vanwege mijn verhuizing, nog niet actief op zoek geweest. Maar ik weet ook niet of ik dat nog ga doen. Door dit alles is in mijn geloofsbeleving wel wat twijfel ontstaan. Wil ik mezelf wel verbinden aan een religie of organisatie die mij eigenlijk verbiedt om te zijn wie ik ben? Ik ben in feite door drie organisaties aan de kant gezet, ik moet dat eerst maar eens laten bezinken. Het geloof is er nog, maar staat wel op een heel laag pitje. Al mis ik natuurlijk wel de saamhorigheid.”

Na Jelmers vertrek is er uiteindelijk een visie binnen zijn kerk tot stand gekomen. In deze visie wordt vermeld dat de raad mensen met ‘homofiele gevoelens’ aanmoedigt om een celibatair leven te lijden. Men onderscheidt hierin gevoelens en daden. Ze stellen dat je gevoelens hébt en deze niet te ontkennen zijn, maar dat je wel een keuze hebt in het handelen naar en het voeden van deze gevoelens. Daarbij wordt ook gekeken naar de houding en gezindheid om je leven in overeenstemming te brengen met Gods oorspronkelijke bedoelingen: of je ‘autoriteit erkent’ of ‘de provocatie zoekt’. Als een ‘broeder’ of ‘zuster’ praktiserend homoseksueel of samenwonend is, wordt door de kerk een profilerende of leidinggevende functie ontraden of zelfs ontzegd, vooral op plaatsen waar sprake is van een voorbeeldfunctie. De kerk wil op die manier zo helder en oprecht mogelijk blijven naar gemeenteleden. En indien homoseksuele ‘broeders’ en ‘zusters’ volharden in hun homoseksuele relatie en niet de bereidheid laten zien om een weg van levensheiliging te gaan, kunnen zij geen bediening vervullen.

Foto's: Peter van der Wal

Powered by Labrador CMS