Interview

Florian Myjer: “Via theater heb ik schaamte leren omzetten in troost”

Leestijd: < 1 min

In zijn persoonlijke leven kijkt hij graag de kat uit de boom, maar op het podium geeft Florian Myjer (29) zich volledig bloot. “Opgroeien als homo in een heteronormatieve wereld heeft me in het perspectief van de buitenstaander gedwongen. Dat is mijn last en mijn kracht.”

Drie jaar geleden vroeg theatergroep De Warme Winkel of Florian – op dat punt een recentelijk afgestudeerde acteur en theatermaker – zich bij hun gezelschap wilde voegen. Tot hun lichte verbazing antwoordde hij dat hij daarover na moest denken. “Ik heb hun werk hoog zitten, maar wilde niet in het collectief verdwijnen: ik ben een autonoom maker. Uiteindelijk kwam het gezelschap bij me terug met een nieuw voorstel: één keer per seizoen krijg ik carte blanche, één keer per seizoen maak ik iets met het collectief. Ik wilde eerst mijn traject als maker bij Productiehuis Frascati afmaken. Sinds 1 januari 2021 maak ik deel uit van de artistieke kern van De Warme Winkel.

Begrijp je waarom ze jou benaderden?
“Ik deel bepaalde interesses met oprichters Vincent Rietveld en Ward Weemhoff, zoals een liefde voor literatuur en geschiedenis, maar er zijn ook duidelijke verschillen: ik ben een stuk jonger en ik ben homo. Hoe meer ik met hen maak, hoe meer ik me bewust word van mijn homoseksuele identiteit. Ik voel een steeds sterkere behoefte het gezelschap meer queer te maken. Niet als middelvinger naar de anderen, maar om een extra dimensie toe te voegen aan het gezelschap. Die ruimte krijg ik ook. Ik geloof dat ik met mijn geluid iets kan toevoegen aan het huidige kunstenlandschap.”

“Eenzaamheid ervaar je als homo in meer of mindere mate, ongeacht in welke omgeving je opgroeit”

De laatste voorstelling waarmee Florian op de planken stond tot de avondklok de tour voortijdig ten einde bracht, was Een oprechte ode aan de ironie. Daarin deelde hij het podium met drie professionele acteurs en vier realitysterren in een Temptation Island-setting, een programma dat, zo constateerde de Volkskrant, voornamelijk bekeken werd door hoger opgeleide kijkers vanuit ironisch oogpunt. De hoofdvraag: is het stijlmiddel ironie, dat steeds vaker wordt misbruikt door (extreem)rechtse politici, nog wel bruikbaar in deze tijd? “De Warme Winkel maakt veel gebruik van ironie en steeds meer critici meenden dat zij daar maar eens mee op moesten houden, dat het tijd was om kleur te bekennen, oprechter theater te maken. Ironie wordt vaak als elitair gezien en is per definitie niet inclusief: het werkt bij de gratie dat een deel van de mensen de grap wél begrijpt en een deel niet.”

Wanneer wordt ironie volgens jou gevaarlijk?
“Ironie moet een middel zijn, geen doel. Het wordt gevaarlijk wanneer ironie naar beneden trapt. Als je ironisch bent over trans personen, mensen die meer vatbaar zijn voor geweld en mentale problemen, wat is dan precies het doel? Wanneer ironie naar boven trapt, naar politici en machthebbers, kan dat juist ontzettend gezond zijn voor een samenleving. In de communistische Sovjet-Unie kon je bijvoorbeeld verzet plegen met ironie. Je mocht geen kritiek uiten op het regime, maar door overdreven positief te zijn over de machthebbers wisten sommige kijkers: jij bedoelt het tegenovergestelde.”

In de tweede helft van de voorstelling verbeeldden jullie een wereld zonder ironie: een lege vlakte met een paar gigantische fallussen.
“In zo’n wereld wordt alles heel letterlijk, een-op-een. Als je het tot in het extreme doorvoert, zou het betekenen dat ik alleen nog maar mezelf zou mogen spelen, een homoseksuele man.”

Florian Myjer.
Florian Myjer.

Steeds meer queer personen menen dat homoseksuele personages enkel door homoseksuele acteurs gespeeld zouden moeten worden? Waar sta jij in die discussie?
“Enerzijds vind ik dat in een ideale wereld iedereen alles zou mogen spelen, zolang de intentie zuiver is en iemand zich goed voorbereidt en inleeft. Dat is de kern van het vak. Anderzijds bevind je je als homo of trans persoon altijd in een minderheidspositie. Je wordt niet gevraagd voor bepaalde rollen en de paar homorollen met diepgang gaan vaak óók nog naar hetero’s. Als je als homo al een keer een homo mag spelen, is het meestal de gay best friend of een slachtoffer dat in de eerste scéne al het loodje legt.”

Heb jij dat aan den lijve ondervonden?
“Ik heb altijd ergens het gevoel gehad dat ik met 10-0 achtersta. Dat ik niet gevraagd ga worden voor de meeste rollen. Al op vrij jonge leeftijd deed ik auditie en meestal werd ik het nét niet. Vaak bekroop me op die momenten het gevoel: ik ben te vrouwelijk, ik pas niet in het hokje. Ik denk dat ik daarom onbewust besloot performer te worden, dat ik dacht: dan doe ik het zelf wel.”

Aan de Volkskrant vertelde je dat je op jonge leeftijd een heftig ongeluk hebt gehad, dat grote impact had op je drive theatermaker te worden.
“Ik was zestien en werd op weg naar school geschept door een stadsbus, op volle snelheid. Ik heb heel veel geluk gehad, ik had er niet meer kunnen zijn. Die bijna-doodervaring drukte me enorm met mijn neus op de feiten. Het wees me op mijn eigen sterfelijkheid. Tijdens het revalidatieproces had ik goed de tijd na te denken over wat voor mij belangrijk is. Mijn hele leven was ik al met theater bezig, maar op dat punt besloot ik er vol voor te gaan en auditie te doen bij de Amsterdamse Toneelschool.”

Maar daar werd je niet aangenomen.
“Nee, en dat deed zoveel pijn dat ik het theater in eerste instantie volledig afzwoer en Algemene Cultuurwetenschappen ben gaan studeren. Toen een vriendin van de middelbare school me twee jaar later vertelde dat ze was aangenomen voor de regieopleiding, lukte het me niet blij voor haar te zijn. Ik voelde pure jaloezie en zei: ‘Volgens mij betekent dit dat ik het toch nog een keer moet proberen’. ‘Hèhè,’ reageerde ze, ‘ga ervoor’. Kort daarna werd ik toegelaten op de Toneelacademie Maastricht.”

Een van je docenten uit Maastricht beschreef jou in een profiel in de Volkskrant als een enigma. Begrijp je dat?
“Ik ben een heel gevoelige jongen, maar een deel van mij blijft hangen in de modus: conceal, don’t feel. Lang dacht ik: als ik de deksel van die beerput aan emoties haal, dan is het einde zoek.”

Florian Myjer.
Florian Myjer.

Toch lijk je dat in veel voorstellingen wel te doen. In Lady Chatterley’s Lover, je eerste voorstelling voor De Warme Winkel, onderzocht je wat het betekent om als homoseksuele jongen op te groeien in een heteronormatieve wereld.
“Op het podium vind ik het makkelijker mezelf volledig te laten zien, daar kan ik mijn ervaringen sublimeren. Dat werkt voor mij therapeutisch. In Yves Saint Laurent, een voorstelling die ik maakte in mijn tijd bij Frascati, stond ik het eerste halfuur volledig naakt op het podium, letterlijk en figuurlijk. Ik openbaarde alles: van mijn diepste geheimen tot mijn pornovoorkeuren.”

In eerdere interviews vertelde je stevig geïnspireerd te zijn door het werk van Édouard Louis. Welke invloed heeft hij op jouw werk?
Weg met Eddy Bellegueule, zijn eerste boek, over zijn jeugd als jonge homo die opgroeit in een hypermasculien, armlastig arbeidersmilieu, was het eerste verhaal waarin ik mijzelf weerspiegeld zag. Ik las het toen ik net in Maastricht studeerde. Zijn innerlijke strijd herkende ik, terwijl ik ben opgegroeid in een links, intellectueel Amsterdams gezin; mijn vader is hoogleraar oorlogsrecht, mijn moeder antropoloog. Het klinkt pervers, maar ergens diep vanbinnen voelde ik het verlangen hetzelfde te hebben meegemaakt als Édouard Louis. Dan had ik een duidelijke reden gehad om mijn geïnternaliseerde homofobie te verklaren. Dan zou iedereen direct snappen waarom ik zo lang niet wilde zijn wie ik ben – ik kwam op mijn negentiende uit de kast. Splinter Chabot groeide op in een soortgelijke omgeving en schreef daar treffend over in zijn debuutroman Confettiregen: ook zo’n links milieu kan gewelddadig en homofoob zijn, maar op een andere manier.”

In een monoloog in Lady Chatterley’s Lover omschreef je treffend hoe je als homo, op mensen met een beperking na, de enige minderheid bent die niet binnen zijn eigen minderheid opgroeit.
“Volgens mij zit daarin de kern van het probleem. Eenzaamheid ervaar je als homo in meer of mindere mate, ongeacht in welke omgeving je opgroeit. Ik groeide op als een koekoeksjong in een duivennest. Ik voelde me vaak eenzaam en had geen positieve homoseksuele rolmodellen. De enige homo’s die ik zag in Hollywood-films waren het slachtoffer, de slechterik of de grap. Nooit werd homo-zijn als iets begerenswaardigs afgeschilderd. Simpelweg een gelukkige homo zien, die niet doodging aan het eind van de film, dat was voor mij al voldoende geweest.”

Zie je daarin de rol die je kunt vervullen met jouw werk?
“Via kunst heb ik de macht om positieve representatie te bieden. Daarin schuilt mijn heilige vuur. Ik schrijf momenteel ook aan mijn eerste boek, waarin ik inga op die linkse homofobie. Het wordt een antwoord op Weg met Eddy Bellegueule. Opgroeien als homo in een heteronormatieve wereld heeft mij in het perspectief van de buitenstaander gedwongen. Dat is tegelijkertijd mijn last en mijn kracht. Het heeft voor veel tranen gezorgd, maar het heeft mijn leven ook rijker gemaakt. Via theater heb ik pijn en schaamte om leren zetten in kunst en troost. Het is voor mij helend geweest.”

Beeld: Carin Verbruggen & Ferry Drenthem Soesman 
Kledingcredits: vintage ‘Joop’ kabeltrui en oversized bril: Zipper Vintage Clothing
Styling: Wouter Rave | grooming: Clayton Leslie

Powered by Labrador CMS