Interview

Steef de Jong: “Als het slecht gaat, hebben mensen zin in operette”

Operetta Land is het debuut voor Steef de Jong

Leestijd: < 1 min

Zijn Papp-konzert in de Wiener Volksoper was de opmaat voor Operetta Land, zijn debuut bij De Nationale Opera. Het signature karton van Steef de Jong (39) is ook daar alomtegenwoordig, net als zijn geesteskinderen: onbevangen sprookjes waarin prinsen verliefd worden op andere prinsen.

De ontdekkende lezer heeft jou misschien al met je eenmansoperette op de Parade gezien.
“Zo ben ik eigenlijk begonnen met operette. Ik had natuurlijk helemaal geen budget om een operette groots aan te pakken dus dat ben ik toen in mijn eentje gaan doen, als eenmans-opera. Daar zijn ook mijn kartonnen uitklapdecors uit voortgekomen – zo kon ik gemakkelijk van personage wisselen.”

Steef de Jong maakt zijn decorstukken graag zelf. Vaak uit karton geknipte silhouetten die uitbeelden dat er sprake is van bijvoorbeeld een kasteel. En ze worden ook gedragen door de spelers die vaak meerdere rollen vertolken, zodat je als kijker weet met welk personage je te maken hebt.

Voor De Nationale Opera moeten jouw decorstukken wel wat groter zijn dan je gewend bent…
“Véél groter! Het podium is zestien meter breed en daarvoor kan ik de decorstukken niet hier in mijn eigen atelier maken. Dus die worden in het decoratelier van Nationale Opera & Ballet gemaakt, daar hebben ze de ruimte. Ik heb tekeningen van het decor aangeleverd. Dat is ook weer nieuw voor mij. Ik maak trouwens ook wel wat dingen zelf, ik kan dat gewoon niet laten. Ik ben gewend om zelf alles te doen. Ook óp het podium. Daarom zie ik mijzelf ook niet zozeer als regisseur. En ook nu speel ik zelf weer lekker mee. Ik vind het hartstikke belangrijk dat je kunt zien dat de zangers en acteurs plezier maken en vreugde beleven op het toneel. Het gaat om de verbeelding! Iemand die zich ineens voordoet als koningin bijvoorbeeld – zoals een kind dat ook kan doen – zoiets zoek ik op. Geloofwaardig en waarachtig? Dat interesseert mij niet zo.”

Steef de Jong
Steef de Jong.

Lijkt het misschien op het werk van Arjan Ederveen?
“Dat is een van mijn helden. Theo en Thea, maar ook de familievoorstellingen die Pieter Kramer heeft gemaakt en waar Arjan in speelde, zijn voorbeelden voor mij. Die lol, dat wil ik ook maken. Operette wordt jammer genoeg als tuttig gezien. Mensen weten niet meer wat het is of waar het vandaan komt.”

Het komt voort uit de opera?
“Opera was er als eerste. En die opera’s werden steeds langer en dramatischer. Dat iedereen aan het einde sterft, bijvoorbeeld. En dan soms met een enorm lange sterfscène van tien minuten voordat iemand eindelijk eens neervalt. In de pauze had je dan, vóór het doek, korte intermezzo’s die wat lucht brachten en soms ook heel plat waren. Dat werd heel populair, want zo zijn mensen natuurlijk; die komen voor de high brow art, maar stiekem vinden ze die tussenstukjes veel leuker. Ik stel mij dan voor dat mensen juist kwamen om in de pauze die stukjes te zien en weer naar de foyer gingen zodra het doek openging. Operette komt voort uit die stukjes en werd een genre op zich. Een zekere heer Offenbach kocht in de negentiende eeuw een theater in Parijs en wilde alles allemaal anders gaan doen – zo haalde hij danseressen uit de nachtclubs naar het toneel. De cancan komt uit de eerste operette: Orpheus en de onderwereld. In Offenbachs stukken deden courtisanes ook gewoon mee. Het hoefde helemaal geen geschoolde operazangers te zijn. Hij wilde ook dat de melodieën hits werden die mensen ’s avonds op straat zouden gaan fluiten. Het woord ‘hit’ komt van ‘schlager’ en de eerste schlager was operettemuziek. Nu hebben we natuurlijk musicals, die zijn eigenlijk weer uit de operette en de jazz ontstaan.”

Steef de Jong.
Steef de Jong.

Musicals zijn nu overal maar operette is dat niet.
“Er is een tijd geweest dat operette als stom werd gezien. Daar ging je gewoon niet aan beginnen. Oubollig, kitscherig en niet van deze tijd – die sfeer had het. En er wordt ook veel in gegild. Vroeger kwamen er nog wel operetteprogramma’s uit de jaren zestig en zeventig op televisie maar dat zag er vreselijk uit. Twintig jaar geleden is het hele genre bijna uitgestorven maar nu leeft het weer op. Operette kan in bepaalde periodes van de geschiedenis goed floreren. Als het slecht gaat in de wereld, hebben mensen zin in operette. Na de Tweede Wereldoorlog krabbelde het genre weer op. Operette is een sprookje, net als veel romantische films uit de jaren vijftig. En operette is lekker zonder gedoe – veel kleuren, vrolijke dans en altijd met een goede afloop. Alles om maar te vergeten wat er gebeurd was. Aan de bekendste operette, Die Fledermaus van Strauss uit 1874, ging een beurskrach vooraf. En na de Eerste Wereldoorlog, in de roaring twenties, zag je dat escapisme ook al.”

Vluchten we inmiddels niet weg in nieuwe media?
“Nou, ik niet. Voor mij is operette enorm escapisme. En in de tijd waarin we nu leven, bloeit zoiets als operette tóch weer op. Ik houd er erg van om naar het theater te gaan en dat de mensen dan zingen in plaats van praten. In de echte wereld om ons heen is er voor mij heel veel gedoe, narigheid en lelijkheid. In het theater kun je de schoonheid zoeken. Bijvoorbeeld doordat een gesprek gezongen wordt – dat is dan al een eerste stap. Weg van de werkelijkheid. Doe mij maar een droom. Musicals zijn eigenlijk realistische verhalen geworden, maar dan met muziek. Maar operette bestaat vaak uit rare verhalen. En waarom? Ik zou het ook niet weten. Per ongeluk blijkt iemand dan ineens een prins te zijn, haha, altijd dat. Ik vind dat heerlijk.”

Steef de Jong.
Steef de Jong.

Binnenkort ben je te zien in Operetta Land. Dat heb je zelf samengesteld?
“Deze voorstelling bestaat uit operettemuziek uit alle hoeken en gaten van het genre, en daaromheen heb ik een nieuw verhaal bedacht. Van die synopsis heeft Paulien Cornelisse een script gemaakt, met dialogen. En samen hebben we de liederen van Nederlandse teksten voorzien. Soms vertaald en soms gewoon helemaal nieuw. Overigens is niet alles in het Nederlands – enkele liederen laten we in ere, wat de herkenbaarheid ook weer ten goede komt. Ik speel ook mee: ik ben de ‘verzinner’ van het verhaal. In Operetta Land ga ik op ontdekking in mijn eigen hoofd. Op een vliegende fiets kom ik het toneel op en dan land ik in Operetta Land: een land dat ík heb verzonnen en waar ik alles ook zelf kan veranderen. Maar er gebeuren ook dingen die uit mijn onderbewustzijn komen. Het is een fantasiewereld. En ik haal alles altijd door elkaar. Mijn stukken gaan uiteindelijk altijd over twee mannen of twee vrouwen die verliefd worden. Dat is mijn wereld dus dat zet ik op toneel. Zonder er overigens een probleem van te maken. De koningin wordt gespeeld door een man en de graaf weer door een vrouw… Dat gooi ik allemaal door elkaar. Dat gaat vanzelf maar ik doe het ook bewust – ik vind dat de toekomst. Dat man-vrouwdenken staat mij niet aan. De verzinner in Operetta Land wordt verliefd op de prins die zijn verzonnen land binnenwandelt. Ja: ik mag het verzinnen, dus dat gebeurt dan.”

Operetta Land wordt begeleid door het Nationaal Jeugdorkest en naast Steef nog zeven andere zangers/spelers en vier ‘bewegers’. (“Ik vind figuranten geen leuk woord omdat hun aandeel belangrijk is.”) De technici zijn aanwezig in kostuum (“Ik vind het leuk om te laten zien hoe dingen werken, als je aan een touwtje trekt of op een knop drukt bijvoorbeeld. Dat wil ik niet verstoppen.”) Operetta Land wordt vanaf 20 november acht keer gespeeld. Kijk voor meer informatie op operaballet.nl.

Tekst: Edwin Reinerie | beeld: Rutger Geleijnse

Powered by Labrador CMS