Queer en dakloos

Clementine: “Meestal ging ik uit, zo kwam ik de nacht door”

Gepubliceerd
Leestijd: < 1 min

Slechts een handjevol opvangplekken is in Nederland toegespitst op dak- en thuisloze lhbtq jongeren. Maar aparte aandacht voor die groep is juist hard nodig, stellen onderzoekers en professionals. Vandaag het verhaal van Clementine Willow (27). 

Trigger warning: in dit artikel komen onderwerpen als suïcidaliteit, automutilatie en depressie aan bod. Zie jij het leven niet meer zitten? Praten kan opluchten. Je kan 24/7 anoniem chatten via www.113.nl of bellen met 113 of 0800-0113 (gratis).

“Op mijn veertiende liep ik voor het eerst van huis weg. De relatie met mijn ouders en broers was niet goed. Ik automutileerde [zelfbeschadiging – red.] en had anorexia. Ondanks een zelfmoordpoging vond Jeugdzorg mijn situatie niet ernstig genoeg.

Nadat ik meermaals in gesloten inrichtingen opgenomen ben geweest, ging ik op mijn zeventiende definitief weg. Opnieuw kon Jeugdzorg niks voor me betekenen, omdat ik dat jaar achttien zou worden. Met 17,5 jaar viel ik tussen wal en schip. In eerste instantie kon ik terecht bij een kennis van mijn moeder; ook al was mijn relatie met mijn ma niet goed, op haar manier stond zij me bij. Fijn was het echter niet, het huis was bijvoorbeeld in geen tijden schoongemaakt. Na een half jaar besloot ik ook hier weg te gaan. Toen kwam ik op straat terecht.

queer & dakloos Clementine
queer & dakloos Clementine

Twintig nachten per maand kon ik op opvangplekken slapen. Dan blijven er tien of elf nachten over waarvoor ik zelf iets moest verzinnen. Soms sliep ik bij vrienden, maar meestal ging ik uit; zo kwam ik de nacht door. In de Amsterdamse Reguliersdwarsstraat sloot Club NYX soms pas om 9 uur ’s ochtends. Dat was perfect voor mij, want daarna kon ik naar de dagopvang, die om 10 uur opende. Daar kon ik dan douchen. Harddrugs gebruikte ik niet, maar ik flirtte met mannen zodat zij me op een drankje trakteerden. Ik nam altijd wodka-Red Bull om wakker te blijven. Ik kende veel dakloze jongeren die het ook zo aanpakten. Dat is veiliger dan in het donker op straat slapen. Niet dat daar openlijk over gepraat werd; zelf vertelde ik ook aan niemand dat ik dakloos was. Als mensen het weten, behandelen ze je vaak als vuil. In de opvang kreeg ik te maken met seksuele toespelingen van mannelijke bewoners: ‘Als jij een keer op mijn anaconda zit, word je vanzelf weer hetero.’

Veel opvanglocaties zijn niet toegankelijk voor mensen die niet kunnen traplopen. Dat geldt trouwens ook voor uitgaansgelegenheden. Als ik nu dakloos zou worden, zou dat een probleem opleveren, aangezien ik soms een rolstoel gebruik. Gelukkig heb ik inmiddels een woning in Amsterdam. Die kreeg ik, na twee jaar zonder vaste verblijfplaats, via Plan 300: een initiatief van zorgorganisatie HVO-Querido. Vaak denken mensen: je hebt een huis, alles is goedgekomen. Zo simpel is het niet: ik heb nog steeds trauma’s van vroeger. Er wordt te vaak gedacht dat dakloosheid zélf het probleem is, in plaats van wat eraan ten grondslag ligt.”

Beeld: Chris & Marjan

Powered by Labrador CMS