Daniel kreeg te maken met conversietherapie (én droeg bij aan een verbod)
For the love of God
Sinds 2018 is conversietherapie in de Amerikaanse staat Washington officieel verboden. Daniel Cords (38, hij/hen), lid van de Greater Seattle Business Association [een queer Kamer van Koophandel – red.], kreeg er als tiener mee te maken – en droeg bij aan het ontstaan van het verbod.
“Op mijn veertiende kwam ik uit de kast. Mijn ouders en ik zagen de talkshow van RuPaul op tv. De persoon waar RuPaul mee sprak zei dat hij gay was, en mijn moeder gaf me een bepaalde blik. Daardoor vond ik dat de tijd rijp was. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat mijn ouders – ondanks hun religieuze levensstijl – beter zouden reageren en dat ik eindelijk zou kunnen beginnen met daten. Het liep anders: er waren veel tranen, m’n moeder zei dat ze bang was dat ik zou sterven aan aids. De kerk waar we destijds naartoe gingen was niet progressief en open over seksuele diversiteit, maar was er ook niet expliciet tegen. Mijn moeder ging van kerk naar kerk, op zoek naar eentje die een magische oplossing kon bieden om mij van dit ‘probleem’ af te helpen.
“tijdens mijn eerste afspraak met de therapeut vroeg hij me of ik top of bottom was. ik snapte helemaal niet wat hij bedoelde; ik had die termen nog nooit gehoord.”
Uiteindelijk kwam ze bij Exodus International terecht, een organisatie die conversietherapie aanbood, en liet me daar een programma volgen. Ik had geen flauw idee hoe seks tussen twee mannen werkte. Tijdens mijn eerste afspraak met de therapeut vroeg hij me of ik top of bottom was. Ik snapte helemaal niet wat hij bedoelde; ik had die termen nog nooit gehoord. Wie vráágt zoiets aan een 14-jarige jongen die nog nooit seks heeft gehad? Ik zei dat ik geen idee had. Toen werd me uitgelegd: het betekent of je zelf graag iemand knuffels geeft, of dat je liever door een ander wordt geknuffeld. Ik begreep de vraag niet goed en zei dat ik graag knuffels geef. Er werd opgelucht gereageerd, blijkbaar was dat het goede antwoord. Binnen dit soort programma’s wordt gedacht: als je top bent, en dus niet je mannelijkheid ‘opoffert’, dan ben je waarschijnlijk alleen maar wat aan het experimenteren. Dan ben je in hun ogen niet zo serieus homo als iemand die bottom is. Jongens die aangeven bottom te zijn, worden binnen dit soort programma’s veel harder aangepakt en worden soms zelfs naar een kamp gestuurd. Gelukkig ben ik daar nooit beland.
Ik hoefde ‘slechts’ eens per week naar therapie. Ondanks dat ik prima in mijn vel zat, werd me wijsgemaakt dat het helemaal niet goed met me ging. Dat ik ‘beschadigd’ was. Hoe vaker dat tegen me gezegd werd, hoe meer ik het ging geloven. Ik lag huilend op de vloer van de badkamer, niet wetende wat ik verkeerd deed. Ik bad en vroeg om niet meer homo te zijn, maar dat werkte uiteraard niet. Ik was doodsbang om naar de hel te gaan. Ik kreeg een klein kruis dat ik in m’n broekzak moest bewaren, waar ik in moest knijpen als ik een ‘homoseksuele gedachte’ had. Ook had ik een elastiek om mijn pols, zodat ik het elastiek tegen m’n pols kon laten slaan als ik zo’n ‘homoseksuele gedachte’ had. Dat kon van alles zijn, van een jongen op straat aantrekkelijk vinden, in een winkel naar nagellak kijken, tot het waarderen van liedjes uit musicals. Ook werd er een steentje in een van mijn schoenen gestopt. Zo werd ik er bij iedere stap aan herinnerd dat mijn homoseksualiteit iets is dat gecorrigeerd moet worden.
“op een gegeven moment werd me zelfs tijdens een een-op-eensessie gezegd dat mijn homoseksualiteit werd veroorzaakt doordat ik me aangetrokken voelde tot mijn vader.”
Uiteindelijk besloot mijn therapeut dat mijn homoseksualiteit waarschijnlijk betekende dat ik in mijn jeugd misbruikt ben. Daardoor heb ik tot mijn dertigste getwijfeld of ik in mijn jeugd misschien misbruikt was, maar de herinnering gewoon verdrukt heb. Mijn moeder denkt hierdoor nog steeds dat ik als kind mogelijk misbruikt ben, en voelt zich daar tot op de dag van vandaag schuldig over. Volgens mij heeft dat misbruik nooit plaatsgevonden, maar werd het slechts gebruikt om mijn homoseksualiteit te rationaliseren.
Op een gegeven moment werd me zelfs tijdens een een-op-eensessie gezegd dat mijn homoseksualiteit werd veroorzaakt doordat ik me aangetrokken voelde tot mijn vader. Dat was natuurlijk onzin, ik vond mijn vader op geen enkele manier aantrekkelijk. Tijdens een volgende sessie waren mijn ouders ook aanwezig, en toen opnieuw werd gemeld dat mijn homoseksualiteit voortkomt uit gevoelens die ik voor mijn vader zou hebben, besloten mijn ouders – gelukkig – dat het tijd was om me uit dit programma weg te halen. Ik werd daarna nog naar verschillende conversietherapieprogramma’s gestuurd, maar het werd gelukkig niet meer zo extreem als bij Exodus. De consensus werd daar dat er waarschijnlijk niets meer aan mijn homoseksualiteit gedaan kon worden, maar dat ik toch met Jezus in het reine kon komen als ik celibatair zou leven.
Ik was inmiddels zeventien, kreeg op een gegeven moment ruzie met mijn ouders, en zij zetten me vlak voor prom op straat. Ik kon nergens heen en sliep in m’n auto. Die periode duurde zo’n twee jaar, tot een stel dat ik via een datingwebsite ontmoette me in huis nam. Zij fungeerden als een soort gay ouders, en waren enorme rolmodellen voor me.
“ik denk dat mijn moeder na al die tijd nog steeds gelooft in conversietherapie.”
Zo’n acht jaar geleden kwam ik in aanraking met de Greater Seattle Business Association. Zij boden me een sociaal netwerk en een studiebeurs, maar brachten me ook in contact met senator Marko Liias. Hij werkte op dat moment aan een wetsvoorstel om conversietherapie te verbieden in de staat Washington. Toen het wetsvoorstel behandeld werd, nodigde Liias me uit om in de senaat te getuigen, zodat ik kon vertellen wat ik als slachtoffer had meegemaakt. Dat droeg eraan bij dat vier jaar geleden conversietherapie officieel verboden werd in de staat Washington.
Op de dag dat het wetsvoorstel werd goedgekeurd nam ik een tatoeage, ‘nevertheless I persisted’, op de plek waar ik vroeger het elastiek om mijn pols droeg. Ik denk dat mijn moeder na al die tijd nog steeds gelooft in conversietherapie. Als ik haar probeer duidelijk te maken hoezeer die periode in mijn leven me beschadigd heeft, word ik afgewimpeld. Ondanks dat ik weet dat mijn ouders van me houden, zien we elkaar nu slechts zo’n een of twee keer per jaar. Ik geloof nog wel in ‘iets’, maar voel niet de behoefte om me bij een specifieke kerk aan te sluiten. Conversietherapie is in dertig van de Verenigde Staten nog steeds legaal, dus er is een hoop werk te verrichten.”