interview
“Je kunt als man een jurk dragen zonder dat je daarmee gepest wordt of een rotleven tegemoet gaat”
Theatermaker Dook van Dijck vertelt over zijn voorstelling De Prinsenjurk en de Gouden Knoop
Het liefst had hij zijn hele leven in een jurk rondgelopen, maar toen hem tijdens zijn opleiding werd opgedragen mannelijker te zijn, verdween de onbevangenheid van theatermaker Dook van Dijck in de kledingkast. Voor zijn voorstelling De Prinsenjurk en de Gouden Knoop gooit hij die weer wagenwijd open.
“Als jongetje van vier liep ik al rond in de rode bonbonnière-jurk van mijn zus. Dat was thuis helemaal geen punt, maar op een gegeven moment merkte ik toch dat er iets veranderde”, vertelt Van Dijck als we hem spreken tijdens de repetities voor De Prinsenjurk en de Gouden Knoop, zijn eerste zelfbedachte voorstelling. Hij hoopt er niet alleen oudere theaterbezoekers mee te bereiken, maar juist ook de jongere. “Ik wilde graag het moderne sprookje maken dat ik zelf heb gemist. Het klassieke verhaal is altijd: prins wordt verliefd op prinses en ze leven nog lang en gelukkig, maar ik dacht: dit is een andere tijd, dat kan anders. Dit sprookje is voor de kleine Dookie in mij, en hopelijk inspireer ik daarmee ook ouders en kinderen. Het gaat om het tonen van progressiviteit. Je kunt een jurk dragen zonder dat je daarmee gepest wordt of een rotleven tegemoet gaat.”
Hoewel Dook op de basisschool tijdens toneellessen nog naar hartenlust in jurken kon rondparaderen zonder al te veel gedoe, veranderde dat toen hij ouder werd. “Je wordt je dan bewuster van hoe je overkomt en denkt: o, dit is wel gek.” Op de toneelacademie veranderde het helemaal: “Daar kreeg ik opmerkingen in de trant van: ‘Je moet mannelijk zijn.’ Vaak dacht ik: maar in dat andere zit juist mijn kracht. Ik werd geschikt geacht voor de rollen die zij bij mij vonden passen, maar had daarbij het gevoel dat ik mezelf moest wegstoppen.” Dat gebeurde bijvoorbeeld in de periode dat hij een rol bemachtigde in hitmusical Soldaat van Oranje. “Dat was een van mijn eerste grote klussen. Op dat moment dacht ik veel na over of ik bepaalde momenten wel op Instagram moest delen. Ik maakte me zorgen over wat mensen zouden denken en wilde niet te veel laten merken dat ik queer ben. Ik had vaak het gevoel dat ik, als ik te veel van mezelf liet zien, niet meer gevraagd zou worden voor bepaalde projecten. Of dat ook zo is, weet ik niet, maar ik ben bijvoorbeeld nog nooit gevraagd voor een bad boy-rol, terwijl me dat juist ontzettend leuk lijkt. De slechterik moet er blijkbaar op een bepaalde manier uitzien, net zoals de girl next door kennelijk altijd blond en slank moet zijn.”
hokjesdenken
Uiteindelijk verdween bij Van Dijck het gevoel dat hij aan een bepaald beeld moest voldoen. “Een paar jaar geleden heb ik een heerlijke queer family gevonden, zij hebben echt mijn ogen geopend. Dankzij hen ben ik gaan inzien dat ik veel meer mag en kan experimenteren. Ik onderzoek mijn expressie nu veel meer.” Dat zoekt hij in kleine dingen, zoals het dragen van nagellak. “In eerste instantie was dat een enorme stap, maar het heeft me geholpen steeds meer mezelf te zijn. Nu boeit het me minder wat anderen denken.”
Door te leven als flamboyante prins, komt hij wel wat dateproblemen tegen. “Er zijn veel hokjes waar ik tegenaan loop, vooral als biseksuele man. Sommige mensen hebben rigide ideeën over hoe een man eruit moet zien of zich zou moeten gedragen. Als ik nu date, vooral wanneer dat met vrouwen is, dan wil ik dat ze begrijpen wat de bi-community is en dat ze er geen probleem mee hebben als ik nagellak draag of naar een technofeest ga met eyeliner op. Ik ga geen stap terug doen in mijn zelfvertrouwen voor iemand anders. Als dat niet wordt geaccepteerd, dan is die persoon het gewoon niet waard. Ik ben verder in mijn eigen ontwikkeling en ga niet meer terug naar die hokjes. Dat is niet arrogant bedoeld; meer een soort van zelfbescherming.”
schaamtevrij
Wanneer we hem spreken, repeteert Van Dijck voor het eerst met de decors die theatermaker Steef de Jong ontwierp voor zijn voorstelling. “Dat is bijzonder, het voelt alsof ik al met mijn hoofd in de voorstelling zit. Normaal gesproken ga je gewoon de vloer op om te zingen en spelen tijdens repetities, in een onvolledig decor, of volledig zonder.” De Jong ontwierp naast de decors ook de kostuums. “Steef is fantastisch! Hij heeft een complete fantasiewereld geschapen, met prachtige koninklijke tableaus, uitklapprentenboeken waar je je hoofd en armen doorheen kunt steken. Ik ben zo vereerd dat hij mee wilde doen, hij maakt normaal geen decors voor anderen.” Met die uitklapbare prentenboeken reist Dook later dit jaar ook langs scholen. “Ik wil kinderen laten zien dat ze gewoon zichzelf kunnen zijn. En ik hoop dat ouders zo inzien dat het niet erg is als hun kind zich anders uitdrukt of anders wil kleden. Ik krijg bijvoorbeeld veel berichten van moeders die zeggen dat hun zoon graag een Elsa-prinsessenjurk of roze rokje draagt. Thuis vinden ze dat prima, maar zodra hun zoon ermee naar school wil, zijn ze bang dat hij gepest wordt. Begrijpelijk, maar als je dat als ouder invult, denkt een kind snel: blijkbaar ben ik anders, ben ik raar. Het is veel krachtiger om achter je kind te gaan staan. Hoe jonger kinderen leren om zich niet te schamen voor wie ze zijn, hoe beter.”
Lees ook:
jurkenliefde
Tijdens een bezoek aan zijn twee moeders in Friesland, raakte Van Dijck in gesprek met een van hun buurmannen. Mede door dat gesprek kwam hij op het idee voor zijn voorstelling. “Die man zei iets over dragqueens, dat vond hij allemaal maar gekkigheid. ‘Natuurlijk word je dan in elkaar geslagen,’ zei hij, ‘je vraagt erom.’ Ik ging rustig het gesprek met hem aan, niet te fel, gewoon uitleggen, maar hij veranderde niet van standpunt.” Een week later stuurde een van zijn moeders hem een appje over de buurman in kwestie. “Hij was opeens in een roze jurk en pruik op het toneel verschenen tijdens een dorpsfeest. Met een groep mannen trad hij op als vrouw, en daarna brachten ze de rest van de avond door in hun jurken, sigaren rokend en al. Toen dacht ik: maar dit is toch precies hetzelfde als drag? Ze vinden het leuk om zich zo te verkleden en de wereld te versieren, maar in hun ogen was dit totaal iets anders. Er hangt een bepaald verwachtingspatroon aan mannen die zich flamboyant willen kleden; mensen plakken er snel een label op. Met De Prinsenjurk en de Gouden Knoop wil ik laten zien dat mannen veel meer vrijheid kunnen halen uit hun expressie, ongeacht hun seksuele oriëntatie. Mannen kunnen ook van jurken houden, zonder dat dat iets zegt over op wie ze vallen.”
De tekst gaat verder onder de foto.
lachen mag
Van Dijck verzamelde voor zijn voorstelling een team om zich heen dat voelt als een warm bad. “Een team dat de thematiek begrijpt en waarbij ik me veilig voel. Daardoor hoeven we geen tijd te verspillen aan praten over maatschappelijke kwesties waar we het allang eens over zouden moeten zijn en kunnen we ons concentreren op het verhaal en de creatie.” Jeremy Baker, onder meer bekend van zijn teksten voor Koefnoen, schreef het script, aan de hand van de ideeën van Van Dijck. “In zijn teksten voor Koefnoen bewees Jeremy al hoe je sociaal-kritisch én grappig tegelijkertijd kunt zijn. “Ik wilde dat het een supergrappige voorstelling zou worden, maar wel met een maatschappelijke laag. Zeker als het om dit onderwerp gaat, vind ik het belangrijk om het met veel humor te brengen. Ik denk dat dat de harten van de bezoekers opent, en zo krijgen ze ook nog eens een goede boodschap mee. Dat is altijd mijn manier van werken. Jeremy is niet alleen heel grappig, maar ook scherp en inhoudelijk sterk. Hij vroeg me eerst: ‘Waar gaat het nou echt over?’ waarop ik antwoordde: ‘Over zelfvertrouwen, dat niet hebben, moeten vinden en uiteindelijk veroveren.’”
De Prinsenjurk en de Gouden Knoop is tot 26 januari te zien in Den Haag.