interview

Joel Kim Booster over seks, comedy en representatie
“Er zijn komieken die online een enorm gevolg hebben, maar voor mij gaat er niets boven live optreden”
Wie durft Elizabeth Bennet uit Pride and Prejudice te vertalen naar een gay personage? Het antwoord is Joel Kim Booster, voor zijn romkom Fire Island uit 2022. Naast schrijver, regisseur en acteur is Booster een gevierd komiek, die er niet voor schroomt het onderwerp seks aan te kaarten. “Daar moet veel meer over gepraat worden.”

Naar eigen zeggen komt de comedy van Joel Kim Booster voort uit oversharing, iets wat volgens hem zijn hele leven al een ‘plaag’ voor hem is geweest. “Vroeger had ik niet zo goed door dat de onderwerpen waar ik heel open over was, juist de dingen waren waarover je niet open wordt geacht te zijn.” Booster werd in 1988 geboren op het Zuid-Koreaanse eiland Jeju en werd geadopteerd door een wit, conservatief en religieus Amerikaans gezin. Hij groeide op in Illinois en hoewel hij altijd al het talent had om mensen aan het lachen te maken, kwam het nooit in hem op om komiek te worden. Pas toen hij via Chicago – waar hij een theateropleiding volgde tot acteur en toneelschrijver – naar New York verhuisde, kreeg zijn carrière als komiek vorm. Hij trad op in talkshows en kreeg zijn eigen Netflix-special. Als schrijver van en hoofdrolspeler in de film Fire Island, een geestige gay versie van Jane Austens Pride and Prejudice, met een grotendeels Aziatisch cast, bereikte Booster een nieuw niveau van bekendheid. Het genre beviel: inmiddels werkt hij aan een nieuwe romkom.
Wanneer ontdekte je dat comedy iets voor jou was?
“Toen ik afstudeerde, trad een vriend van mij op in Chicago. Het was de eerste keer dat ik stand-up bijwoonde die authentiek en grappig aanvoelde. Ik zag ineens in dat ik als komiek veel meer opties had om mijn verhaal als Aziatische gay man te vertellen, dan als acteur.”
Hoe voelde de eerste stap?
“Ik begon in Chicago, als openingsact voor een toneelstuk, heel raar. Daarna verhuisde ik naar New York. Ik werkte 60 uur per week bij een startup en deed ’s avonds twee tot drie open mics tot 3 uur ’s nachts, en de volgende dag begon het weer opnieuw. Ik was als twintiger constant uitgeput, maar vond mezelf geweldig goed bezig. Tegenwoordig denk ik juist: ik verdien dit allemaal niet.”
Waar komt je komische talent vandaan?
“Als kind kreeg ik thuisonderwijs; pas toen ik zestien was ging ik naar een echte school. Ik ontdekte daar al snel dat dat ik mensen aan het lachen kon maken door gewoon verhalen over mijn leven te vertellen. Op het podium was in het begin alles uit het leven gegrepen. Na verloop van tijd begon ik die verhalen in een gestileerde vorm te gieten, waardoor ze pas echt absurd werden. Het materiaal waarmee ik momenteel op tournee ben, is nog steeds ontleend aan mijn echte leven en mijn relatie, maar er komen ook zaken aan bod als mijn doorlopende vete met kraaien.”
The New York Times beschreef jou in 2022 als een van de jonge queer komieken die Amerikaanse humor herdefiniëren. Hoe voelt dat?
“Het is moeilijk om je onzekerheden en zelfkritiek los te laten en lof van dat niveau te accepteren. Aan de andere kant is het onmiskenbaar dat je voor stand-up wel iets moet kunnen: de mensen lachen, of ze lachen niet. Er wordt weleens beweerd dat ik mijn succes puur aan diversiteitsinitiatieven te danken heb, maar je publiek lacht echt niet uit wokeheid.”

Is comedy tegenwoordig inclusiever?
“Niet zozeer inclusiever, eerder meer gefragmenteerd. We hebben een enorm publiek opgedeeld in kleine gemeenschappen die elk geïnteresseerd zijn in hun eigen onderwerpen en apart worden bediend. Ik raad andere komieken nog steeds aan om zich niet totaal op één publiek te richten, maar ik erken ook dat je dezer dagen ver kunt komen binnen een niche.”
Kijk maar naar TikTok.
“Precies, het is nu veel makkelijker om je publiek te vinden. En toch: niets kan de connectie vervangen die je tijdens een optreden opbouwt met het publiek in de zaal. Er zijn komieken die online een enorm gevolg hebben, maar voor mij gaat er niets boven live optreden.”
Het is nu twee jaar geleden dat de film Fire Island uitkwam, waarvoor jij het script schreef. Ben je daar tevreden over?
“Absoluut. Wat ik vooral wilde bereiken, is een gelaagd verhaal vertellen. Ik wilde zaken als klassenverschillen aankaarten, want ook binnen queer relaties spelen die een vaak onderbelichte rol. Daarbij wilde ik graag naast een van mijn beste vrienden spelen, medekomiek Bowen Yang. Ik had het gevoel dat dat er nooit van zou komen als we gingen zitten wachten tot de filmindustrie eindelijk op het idee kwam.”
Denk je dat je met Fire Island iets bereikt hebt op het gebied van representatie?
“Ik heb een zeer Aziatisch-gerichte film gemaakt omdat ik zelf Aziatisch ben, en dat is het verhaal dat ik wilde vertellen, met mensen waarin je je kunt herkennen. De echte les is voor mij dat representatie achter de camera net zo belangrijk is als voor de camera, zo niet belangrijker.”
Je hebt eerder gezegd dat we onszelf soms verliezen in de discussie over representatie, wat bedoelde je daarmee?
“Ik vind dat identiteitspolitiek is gekaapt door grote bedrijfsbelangen. Het is verwaterd tot: ‘Hebben we alle groepen afgevinkt? Oké, hier is jouw kant-en-klare pakketje representatie, en nu tevreden zijn.’ Ik vind dat vrij eendimensionaal. Ik vind ook niet dat elk Aziatisch personage op het scherm nou meteen winst is. Alsof ons is geleerd te denken: ‘Ik zie een divers gezicht, dus alles is goed,’ en dan onze hersenen weer uitschakelen. We mogen méér verwachten, en dat begint met wie er achter de camera staat.”
Zou je ooit een rol afwijzen?
“O absoluut, dat heb ik ook gedaan. Ik ben vooral dankbaar dat ik op dit punt in mijn carrière iets meer zeggenschap heb, en niet overal ja op hoef te zeggen. Vóór Fire Island vond ik dat dat wel moest. De hypotheek moet ook betaald, en zo.”
Je hebt eerder grappen gemaakt over het feit dat je vaak wordt gevraagd om een gay sidekick te spelen. Is dat veranderd na Fire Island?
“Zeker niet. Als ik word gecast voor een grote film, is dat nog steeds vooral als sidekick. Begrijp me goed, ik vind het prima, weer een klus erbij, maar het maken van Fire Island heeft me geleerd dat ik zelf de interessante, veelzijdige personages moet creëren als ik die wil spelen. Daarom ben ik zo blij met mijn rol in Loot. De makers van die serie staan overal voor open en laten me meebeslissen over de manier waarop mijn personage zich heeft ontwikkeld.”
In Loot, een comedyserie over gescheiden miljardair Molly, die besluit een stichting die naar haar blijkt te zijn vernoemd nieuw leven in te blazen, speel je haar gevatte, maar ijdele en oppervlakkige assistent Nicholas. Je kreeg daarop ook negatieve reacties.
“In seizoen één begonnen we vanuit een archetype. Het was lastig om er meer dan een eendimen- sionaal personage van te maken. In seizoen twee leer je meer over hoe Nicholas is geworden zoals hij is, en dat is interessant om te spelen. Het is leuk om de bitch uit te hangen; ik krijg de kans om mensen op de meest kleurrijke manieren te beledigen. Maar ik ben ook blij dat ik hem nu meer kan maken dan alleen dat.”
Moet er ruimte zijn voor al die soorten personages?
“Ja. Natuurlijk willen gay mannen op tv meer zien dan het typische vrouwelijke, bitchy gay personage. Als die met hetzelfde respect werden behandeld als ‘serieuzere’ gay personages, zou het al minder een probleem zijn. Ik ken veel bitchy mannen, en er moet zeker ruimte zijn voor die personages. Ze moeten alleen beter afgerond worden.”
Denk je dat het onredelijk is om van queer projecten te verwachten dat ze iedereen evenredig vertegenwoordigen?
“Lange tijd was er vooral schaarste op dat gebied. Als er dan iets met een queer personage gemaakt werd, dachten we: o, help, identificeer ik mij hiermee? En zo niet, ben ik daar dan boos over? Aan de andere kant was er het sentiment van: we moeten álle queer producties onvoorwaardelijk steunen, of we ze nu leuk vinden of niet. Zo voelde ik het althans. Gelukkig is dat aan het veranderen. In het jaar waarin Fire Island werd uitgebracht, had je ook nog de films Bros en My Fake Boyfriend, en het jaar erop Red, White & Royal Blue. We beginnen het punt te bereiken waarop je bij een film als Fire Island ook gerust kunt denken: dit is niks voor mij, maar gelukkig bestaat er nog veel meer binnen dit genre. Als de gemiddelde hetero een tv-show of film ziet die hem niet aanspreekt, zet hij iets anders op. Maar wij als queer publiek zijn geconditioneerd om iets wat we vreselijk vinden, toch maar te kijken, bij gebrek aan beter. Hopelijk blijft dat verbeteren.”
Kun je al iets vertellen over je volgende romkom, Again, Again, Again?
“Ik wilde iets totaal anders schrijven dan Fire Island. Het is een comedy die zich afspeelt op een bruiloft. Misschien denk je dan aan Bridesmaids, maar het lijkt meer op Rachel Getting Married – alleen dan grappig. Qua opzet is de film veel kleinschaliger dan Fire Island. Het is een intiemer verhaal; ik ben er echt enthousiast over. Deze film laat een andere kant van mijn schrijfstijl zien. Er komt veel terug van mijn eerdere werk als toneelschrijver.”
De tekst gaat verder onder de foto.

Je bent altijd open geweest over je seksualiteit. Hoe vind je een balans tussen wat je wilt delen en wat je voor jezelf wil houden?
“Mensen denken dat ik alles van mezelf blootgeef, maar in werkelijkheid is het maar zo’n twintig procent. Zo houd ik genoeg van mezelf over voor de mensen die dicht bij me staan. Misschien bescherm ik op het ene moment een ander facet uit m’n leven dan op het andere moment, maar je moet jezelf soms beschermen. Dat komt doordat ik vroeger veel schaamte voelde rondom seks, en de manier waarop ik met dat aspect van mijn leven ben omgegaan. We moeten veel meer over seks praten en het stigma wegnemen, want er is zo veel waar we nog steeds over zwijgen. Er vindt nog zo veel slechte en ongezonde seks plaats. Die problemen gaan we nooit oplossen als we er niet vrijuit over kunnen praten.”
Is het makkelijk voor je om zo sekspositief te zijn?
“Het is tegenwoordig heel anders om een sekspositieve komiek te zijn dan vijf jaar geleden. Ik vind het interessant om te zien hoeveel vraag ernaar is en hoe je daarmee om kunt gaan. Zo kreeg ik vaak de kritiek: ‘Niet alle homo’s zijn sletten’. Nu ben ik dat wel gewend, zeker vanuit christelijke hoek, maar om het te horen van jongeren die anderszins politiek radicaal zijn, is interessant. Het hebben van een relatie heeft ook mijn perspectief veranderd. In de eerste twaalf jaar van mijn carrière kon ik zeggen wat ik wilde. Mijn vriend (gameproducent John Michael-Sudsina –red.) heeft een serieuze baan. Ik probeer zo goed mogelijk een balans te vinden in wat ik deel, zodat hij zich er comfortabel bij blijft voelen. Er is weinig wat hij verbiedt, maar ik moet er nu wel meer over nadenken dan vroeger.”
Was hij zich daarvan bewust toen hij de relatie aanging?
“Theorie is iets anders dan de praktijk. Toen we elkaar ontmoetten, wist hij dat ik wat online volgers had, maar ik denk niet dat hij iets van mijn stand-up had gezien totdat we begonnen te daten. Inmiddels weet hij beter.”
Je hebt veel briljante observaties gedeeld over de gay community. Wat vind jij zelf grappig?
“Het leed van de man die geen 1 meter 80 is! Homo’s liegen misschien weleens over hun lengte, maar zéker niet zo vaak als hetero mannen. Onze gemeenschap weet veel beter hoe ze een short king moet behandelen. Iedere queer man onder de 1 meter 70 lijkt een goed lichaam te hebben, cool te zijn en prima geschapen. Ik denk dat dat Gods manier is om te compenseren voor het feit dat ze geen 2 meter lang zijn. Sommige van mijn kleinere hetero vrienden worstelen met het vinden van een date. Dan denk ik: jij zou het supergoed doen als je gay was. Hot is hot.”