Moluks-Nederlandse homo's: “Nederland is ons vergeten”

Drie ‘homolukkers’ over hun roots en identiteit

Gepubliceerd
Leestijd: < 1 min

De Moluks-Nederlandse gemeenschap is hecht, gastvrij en wordt vaak verkeerd begrepen. Drie ‘homolukkers’ vertellen over hun roots, identiteit en onwetendheid binnen de LHBTQ-gemeenschap. “Ik moet heel vaak uitleggen waar de Molukken liggen.”

Een korte geschiedenisles over Molukkers in Nederland

In 1951 werden duizenden Molukse soldaten uit het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) met hun families per boot naar Nederland gebracht. De nieuwe staat Indonesië was te gevaarlijk voor ‘bondgenoten’ van de Nederlanders. Bondgenoten staat bewust tussen aanhalingstekens, omdat Nederland de Molukkers keihard liet vallen. Ze werden in oude concentratiekampen gestopt, niet geïntegreerd in de samenleving en een valse belofte gemaakt dat ze veilig zouden kunnen terugkeren naar de uitgeroepen Republiek der Zuid-Molukken (RMS). Dat gebeurde allemaal nooit. Wel konden ze rekenen op stigmatisering na politieke aanslagen (lees: wanhoopsdaden) van Molukse jongeren in de jaren zeventig. Daarna viel het stil. Geen aandacht meer voor de Molukse zaak, geen aandacht meer voor Molukkers an sich. Inmiddels wonen er rond de 43.000 Molukkers in Nederland, maar de enige keer dat je iets over ze leest is als er een herdenking plaatsvindt van de oprichting van de Republiek Maluku Selatan. Volgens de mannen in deze portretreeks weten witte Nederlanders vaak alleen vagelijk iets over de treinkapingen bij Wijster en De Punt: twee gebeurtenissen die de beeldvorming over Molukkers nog steeds bepalen.

Homoseksuele Molukker Maurice Ajal
Homoseksuele Molukker Maurice Ajal

Maurice Aijal (31)

e-mail marketingmanager bij KLM, woont in Haarlem

Uit wat voor gezin kom je?
“Ik ben in een Molukse wijk opgegroeid in het Groningse Marum, in the middle of nowhere. Mijn vader is Moluks, mijn moeder Nederlands en ik heb nog een zus en broer. Mijn Molukse wijk is een warme, hechte gemeenschap. Deze families wonen misschien al zestig jaar samen, dus iedereen kent elkaar en het is enorm hecht. Je noemt iedereen oom, tante, opa of oma, ook al zijn ze dat niet van je. Hoewel we in een overwegend wit dorp woonden, zag ik als kind in de zomervakantie alleen Molukse kinderen. Pas toen ik 24 was ging ik het huis uit.”

Begon je daar dan ook al met daten?
“Dit was in de tijd van het opkomend internet. Ik was achttien toen ik mijn eerste vriendje online ontmoette. Hij kwam uit Engeland en zou na een paar maanden intensief contact, naar Nederland komen. Ik zei tegen m’n moeder: ‘Ik heb iemand online ontmoet, gewoon een goede vriend van me. Mag hij bij ons slapen?’ Ze vond het goed, maar wel een beetje vreemd. Al had ze niks door, denk ik. Hij moest wel in een andere ruimte slapen. Dit was in oktober, de oudejaarsnacht daarop ben ik uit de kast gekomen.”

Hoe ging dat?
“Ik was van tevoren bang hoe mijn vader zou reageren. Hij rijdt Harley, zat bij motorclub Satudarah, dat type. Dus op de bewuste avond verstopte ik een fles wodka waar ik de hele avond stiekem uit bleef drinken. Om klokslag twaalf uur, na de nieuwjaarswensen, riep ik: ‘O, trouwens ik ben homo!’ Mijn moeder vroeg of ik het zeker wist. Mijn vader zei: ‘Wat?!’ Ik zei: ‘Je hoorde me wel’. Hij ging op de bank zitten en staarde voor zich uit alsof er net iemand overleden was. Later bleek dat hij vooral bang was dat ik zou veranderen. Mijn Molukse vrienden heb ik het een week later verteld. Na mijn coming-out zijn er nog drie Molukkers uit de buurt uit de kast gekomen.”

“Met daten merk ik dat mannen me vaak in een voor mij onbekend hokje willen duwen”

Dat klinkt alsof je een lokaal taboe hebt doorbroken. Werd het ook bespreekbaar thuis?
“Ja, en ik kan vriendjes gewoon mee naar huis nemen. Wel heb ik ervoor gekozen om het mijn familie op Nusa Laut (een eiland in de Zuidelijke Molukken – red.) niet te vertellen, zij zijn best religieus en ik wist niet hoe het zou vallen. Maar ik ben daar maar een keer geweest.”

Toen je daar was, werd er niet gevraagd of je een vriendin had?
“Haha, ja. Ze vroegen bijvoorbeeld wie mijn afwas dan deed, als ik alleen woonde. Mijn broer moest hierom lachen, maar mijn vader werd er zenuwachtig van. Op de luchthaven van Ambon had ik mijn jas aan waar ik een regenboogpin op draag. Vlak voor vertrek zei de vrouw van mijn neef: ‘Wat een mooie vlag met al die kleuren, van welk land is dat?’ Mijn vader schrok zich dood en wist niet hoe snel hij het gespreksonderwerp moest veranderen. Inmiddels weet familie daar wel dat ik homo ben, gok ik. Sommigen volgen mij op Instagram. Daar post ik best wel wat pikante, queer-achtige dingen en ik noem mezelf er ‘homolukker’.”

Wat betekent het voor jou om Moluks te zijn? 
“Ik besefte op latere leeftijd pas dat ik ben opgegroeid in een cultuur die best afwijkt van de Nederlandse. Ik groeide op en dacht: ik hoor hier nét niet helemaal thuis. Maar als ik op de Molukken ben, voel ik me ook niet helemaal thuis. De muziek op de Molukken is bijvoorbeeld anders dan de Molukse muziek hier. Het is veel traditioneler terwijl we hier voornamelijk soul maken. Alleen bij Moluks-Nederlandse mensen voel ik me echt thuis. We delen geen land, maar wel dezelfde geschiedenis en buurten waar we zijn opgegroeid.”

Vind je dat witte Nederlanders genoeg weten van de Molukse zaak?
“Nee, ik moet heel vaak uitleggen waarom mijn grootouders hier zijn gekomen of waar de Molukken liggen. Terwijl dit een stukje – selectief onderbelichte – Nederlandse geschiedenis is. Molukkers liggen nu ook niet meer zo onder het vergrootglas als vroeger, dus is er minder interesse. Tijdens de burgeroorlog op Ambon in begin 2000, merkte je onder Molukse Nederlanders een sentiment van: waarom bericht de media hier amper over? Met daten merk ik vaak dat mannen me niet kunnen plaatsen en me in een voor mij onbekend hokje willen duwen. In Groningen hoorde ik ook nog eens zeven van de tien keer dat ze alleen op wit en blond vielen. Misschien moeten we als Molukse Nederlanders onszelf wat meer naar voren schuiven.”

Homoseksuele Molukker Kevin Mattu
Homoseksuele Molukker Kevin Mattu

Kevin Mattu (31)

heeft mode/maatkleding gestudeerd, is na zijn studie blijven plakken bij zijn horecabaantje in Den Haag

In wat voor omgeving ben je opgegroeid?
“Ik ben half Moluks en half Nederlands, maar ik ben niet in een Molukse wijk opgegroeid. Mijn oma kwam vanuit Geleen, waar ze in barakken woonde. Daar kreeg ze de optie om tussen de Molukkers te wonen (in een Molukse wijk – red.) of te worden geplaatst in een gemengde buurt. Ze koos voor het laatste, al woonde ze alsnog in een buurt in Maarssen waar veel Molukkers wonen die ook vaak langskwamen. Inmiddels woont bijna mijn hele familie in Maarssen.”

Had je een fijne jeugd?
“Voordat mijn ouders gingen scheiden heb ik een prettige tijd gehad. Ik was een fanatiek voetballer, was veel bij mijn oma waar gekaart en gezongen werd en zat in zanggroepen waarmee we op Pasar Malams (Indonesisch/Maleis voor avondmarkt – red.) door het hele land optraden.”

Ben je religieus opgevoed?
“Mijn oma was streng christelijk. Mijn moeder moest bidden voor het eten, iedere zondag naar de kerk en er werd verwacht dat ze met een Molukker thuis zou komen. Toen mijn oma overleed, is dit verwaterd. Ik beschouw mezelf niet als religieus. Ook ben ik blij dat koppels inmiddels gemengd kunnen zijn, zonder dat de Molukse cultuur verloren gaat.”

Wat is de Molukse cultuur volgens jou?
“Molukkers zijn heel open naar elkaar. We zijn erg close; als ik zonder afspraak naar mijn tante ga, dan kan ik altijd aanschuiven voor het eten. Molukkers geven elkaar ook de ruimte om eigen keuzes te maken in het leven. Dat komt denk ik deels door onze gastvrijheid. Iedereen respecteert je gewoon. Ik wist bijvoorbeeld al vanaf jonge leeftijd dat ik homo ben, vanaf mijn veertiende ongeveer. Mijn Molukse familie had dat allang door, maar lieten het moment aan mij om daarover te praten.”

“Mijn Nederlandse vader had meer moeite met mijn seksualiteit dan mijn Molukse familie”

Was het makkelijk om uit de kast te komen?
“Bij mijn Molukse familie wel. Ik vertelde het op mijn achttiende verjaardag toen mijn hele familie er was. Ik werd erg warm ontvangen. ‘Dat is toch prima?’ en ‘Dat wisten we allang!’, reageerden ze. Ik ben daar vaak het gesprek van de dag; mijn neven proberen vriendjes voor me te regelen en mijn tantes en nichtjes gaan ieder jaar samen met me naar de pride. Misschien zouden mensen dat niet verwachten, maar juist bij mijn Nederlandse vader was ik bang dat hij het niet zou accepteren. Hij heeft een lange tijd nodig gehad om het een plek te kunnen geven. Dat is gelukkig gebeurd, en inmiddels kan ik er gewoon over praten en vriendjes meenemen.”

Vind je het belangrijk om je voor de Molukse zaak in te zetten?
“Na mijn jeugd ben ik veel gaan lezen over de Molukse zaak. Mijn opa zat vroeger in het KNIL en heeft gevochten voor Nederland. Toen Indonesië onafhankelijk werd, was er geen veilige plek voor hem, behalve hier. Nederland had beloofd de Zuid-Molukse staat de steunen en de KNIL-soldaten en hun families veilig terug te laten keren, maar dat is nooit gebeurd. Het is een naaistreek geweest. Vroeger liep ik vaak mee met de RMS-dag en heb ik gedemonstreerd, al hebben we nooit gehoor gekregen. Maar de hoop op een Molukse staat is verloren, de huidige generatie houdt zich daar minder mee bezig. En zo lang er vrede is op de Molukken, vind ik het goed zo.”

Ben je zelf al eens op de Molukken geweest?
“Helaas nog niet. Ik heb meerdere kansen gehad, maar ik wil daar graag samen met mijn moeder heen. Zij kan dat op dit moment niet, omdat ze lang ziek is geweest en niet ver mag reizen. Wel heb ik financieel geholpen om een nieuw huis te bouwen toen het huis van mijn oma werd verwoest in de burgeroorlog.”

Homoseksuele Molukker Vangelis Sopamena
Homoseksuele Molukker Vangelis Sopamena

Vangelis Sopamena

singer-songwriter uit Rotterdam

Hoe was je jeugd?
“Erg fijn. Ik ben enig kind uit een hecht gezin met lieve ouders. Mijn ouders zijn allebei half-Moluks en half-Indonesisch, mijn beide opa’s waren Molukse soldaten bij het KNIL en hebben hun vrouwen ontmoet op Java en Sumatra. Omdat we in een Molukse wijk woonden was het vaak druk en gezellig, al ben ik altijd wat verlegen en introvert geweest. Mijn vader is dominee en ik ben christelijk opgevoed, al noem ik mezelf inmiddels spiritueel. Niet dat ik streng werd opgevoed, maar de lijnen van het christelijk geloof werden wel serieus genomen. Zo belandde ik snel in het Molukse gospelkoor.”

Vanaf wanneer wist je dat je homo bent?
“Op superjonge leeftijd wist ik al dat ik gay ben. Ik zag op tv jongens waar ik hartstikke verliefd op werd. En ik was best wel vrouwelijk, had vooral vriendinnen, speelde met poppen. Je begrijpt het. Mijn omgeving had dat volgens mij echt wel door.”

Ben je toen uit de kast gekomen?
“Ik kwam uit de kast toen ik vijftien was, op vakantie in Italië. Ik zat toen een beetje met mezelf in de knoop. Het was midden in de nacht en ik dacht: ik voel me niet goed, ik moet nú uit de kast komen. Daarop ben ik naar mijn ouders gelopen en heb ik ze wakker gemaakt met het klassieke zinnetje: ‘Pap, mam, ik ben homo.’”

Hoe viel dit, midden in de nacht?
“Molukkers zijn een beetje bijgelovig. Alles wat je tussen twaalf en drie uur ’s nachts bespreekt zou onheil over je afroepen. Daar had ik op dat moment even niet aan gedacht. Mijn vader zei alleen: ‘Ga lekker naar bed, we hebben het er morgen over.’ De volgende dag hebben we gewandeld en erover gepraat. Ze beseften vrij snel dat ze met iets te maken kregen waar ze niets over wisten. Ze maakten zich veel zorgen, omdat ze geen adviezen konden geven. Mijn moeder vond het wel iets lastiger, vanuit het geloof, maar over het algemeen mag ik niet klagen. Een goede Nederlandse vriend uit die tijd werd letterlijk in de preekstoel gezet en verteld dat homo’s naar de hel gaan. Dat soort dingen heb ik nooit meegemaakt in mijn kerk.”

“Ik heb geprobeerd mezelf te 'turnen', dat werkte natuurlijk niet”

Ging jouw verhaal toen ook meteen rond in de wijk?
“Nee, we hebben het over de jaren negentig en het onderwerp was nog redelijk taboe. Tot mijn negentiende heb ik voor de rest van de wereld in de kast gezeten. Hoewel er meer queers in mijn Molukse gospelkoor zaten, heb ik hen nooit om hulp gevraagd. Ik heb mezelf ook nog geprobeerd te ‘turnen’ door te doen alsof ik verliefd was op het knapste meisje uit de klas. Toch een beetje om het ‘kleinkinderen geven’-argument. Dat werkte natuurlijk niet. Vlak daarna ontmoette ik een jongen in de bloemenwinkel, mijn eerste vriendje.”

Je hebt toen Groningen verlaten voor de Randstad. Hoe was het om niet meer in een Molukse ‘bubbel’ te zitten?
“Molukkers zijn groepsmensen, ik ben wat individualistischer en ervaar graag mijn eigen ontwikkelingen, daarom ben ik wat meer op mezelf. Veel Molukkers identificeren zichzelf met Moluks zijn en de trots die daarbij komt kijken. Ik zie mezelf meer als een wereldbewoner en heb interesse in alle culturen in Nederland. En hoewel ik Moluks ben, sta ik niet vooraan bij de RMS-dag. Ik keek als kind wel naar buiten als de Molukse vlag werd gehesen, maar ik stond nooit buiten bij de vlag zoals mijn neefjes deden.”

Heb je ook te maken gekregen met racisme of uitsluiting vanwege je afkomst?
“Nee, eerder met onwetendheid. Maar ik ben sowieso erg positief ingesteld. Bijvoorbeeld, op de kleuterschool was iedereen wit, behalve een paar Molukkers. Iedere twee maanden kwam er een witte vrouw die alle Molukkers apart nam. Om tests te doen en te kijken of we wel meekwamen met de lessen. Daarna kregen we snoep mee, alleen wij. Alle witte kinderen waren jaloers. Je kunt dit natuurlijk op een heel andere manier bekijken, maar ik voelde me speciaal en populair.”

Wat vind je het mooiste aan de Molukse cultuur?
“Het sterke familiegevoel, waarin je alles met elkaar kunt delen en altijd voor elkaar klaarstaat. Ondanks dat ik geen broers of zussen heb, heb ik een sterke band met mijn neven en nichten. Ik denk dat ik die mentaliteit ook overneem in hoe ik met mijn vrienden omga. Je kunt altijd bij mij eten, slapen, wat dan ook. Je hoeft nooit te bellen als je komt.”

Fotografie: © Henri Verhoef / Achtergrondbeelden: © Rijksstudio

Powered by Labrador CMS