column

Johan Goosens met zijn armen over elkaar

Puzzelstukjes

Winq-columnist Johan Goossens over een verloren vriend

Johan Goossens
Gepubliceerd
Leestijd: 2 min

Gwensley was de meest vreedzame persoon die ik ooit heb ontmoet en het beeld van hem in een politiecel vind ik nog steeds hartverscheurend.

Als iemand overlijdt, probeer je een verhaal te maken van het leven dat voorbij is. Als iemand je plotseling ontvalt, blijf je over met flarden van de laatste gesprekken, die als rusteloze puzzelstukjes in je hoofd zweven, en waarvan er soms ineens een op zijn plek valt. 

“Het komt vast goed”, had Gwensley tegen me gezegd in ons laatste telefoongesprek. Hij zei het op zijn kenmerkende, vredelievende toon, maar het klonk alsof hij het zelf niet meer geloofde. Ik wist dat hij veel problemen had de laatste tijd, problemen die ik soms herkende, maar ook problemen die ik simpelweg nooit zal hebben.

Zo was hij voor de zoveelste keer aangehouden door de politie. Het leek wel of hij met zijn dreads de Rotterdamse straat maar op hoefde te gaan, of het was weer raak. Nu was hij aangehouden omdat hij tijdens het joggen door rood dreigde te lopen over een verlaten zebrapad. Hij moest het bekopen met een nacht in de cel: “Een kleine fout met grote gevolgen ...”, lachte hij ongemakkelijk.

“hij hoefde maar even sigaretten te gaan halen, of hij had weer zes mensen gesproken”

Liever dan aan zijn problemen, denk ik aan wat hij kon. Gwensley was een duizendpoot met een groot hart: hij was danser, had meerdere vrijwilligersbaantjes en gaf met veel plezier les aan moeilijke jongeren waar menig leraar bang voor zou zijn. Ik ontmoette hem voor het eerst in de Reguliers in Amsterdam. Hij was knap en lang, met prachtige dreads, en had een open uitstraling: hij hoefde maar even sigaretten te gaan halen, of hij had weer zes mensen gesproken. Zijn goede hart bleek ook toen hij een baantje kreeg bij de helpdesk van een zorgverzekeraar. Gwensley nam zijn taak serieus en gaf ieder verdwaald omaatje dat belde zijn volledige aandacht. Hij belde net zoveel afdelingen als nodig was om een probleem op te lossen. Dit tot ongenoegen van zijn werkgever: duurde een gemiddeld gesprek een minuut of zeven, bij Gwensley was dat meer dan een half uur. Hij kon simpelweg niemand afpoeieren. Zijn contract werd niet verlengd. 

De wereld was te hard voor hem. Hij was de meest vreedzame persoon die ik ooit heb ontmoet en het beeld van hem in een politiecel vind ik nog steeds hartverscheurend. De juridische nasleep en kosten van zijn overtreding bezorgden hem veel stress, en de zitting was achteraf bezien een week voor zijn dood. “Misschien moet ik mijn haar afknippen, en laten ze me dan wel met rust...” zei hij nog.

“pas na zijn dood leerde ik dat hij bij veel mensen niet uit de kast was”

Aan dit soort uitspraken denk ik nog vaak. Terloopse uitspraken soms, zoals over de mensen in zijn hardloopgroepje: “Ze vragen heel de tijd of ik een vriendin heb ... waarom doen ze dat?” Pas na zijn dood leerde ik dat hij bij veel mensen niet uit de kast was. Hij had iedereen tevreden willen houden, zijn vrienden, zijn partner, zijn moeder, zijn Antilliaanse cultuur en kerk.

Hoe ver dat ging, begreep ik laatst pas uit een oud appje. We hadden het grappend gehad over vaderschap. “Word jij vader dan?” vroeg ik. “Ik denk het wel”, had hij teruggeappt. Pas nu, een jaar na zijn dood, snap ik waarom hij dat bericht afsloot met een droevige smiley.

Powered by Labrador CMS