Paul Kisner

Waarom homofobie wel degelijk een angst is

Column

Leestijd: < 1 min

Deze uitspraak hoor ik steeds vaker: ‘Ik haat het woord ‘homofoob’. Je bent niet bang, je bent gewoon een klootzak.’ Het woord ‘homofobie’ lijkt een opfriscursus nodig te hebben. Want afkeuring, uitsluiting of haat richting homoseksuelen – en andere minderheden – wordt wel degelijk verklaard door angsten.

De term ‘homofobie’ werd in de jaren zeventig geïntroduceerd in het boek Society & The Healthy Homosexual van psycholoog George Weinberg. Hij kwam tot het inzicht toen hij een groep heteroseksuele mannen bezwaar zag maken tegen de aanwezigheid van een lesbische vrouw in hun midden. Ze waren niet bang voor haar, maar wel om met haar geassocieerd te worden.

In een tijd waarin homoseksualiteit als abnormaal werd gezien, bracht zijn term een compleet andere invalshoek in een debat over uitsluiting. Dankzij deze term werden niet langer homoseksuele mensen zelf, maar de mensen die er moeite mee hebben, als probleem aangewezen. Omdat je bang bent om negatief geassocieerd te worden met homoseksuelen, bang dat mensen denken dat je zelf homoseksueel bent als je gezien wordt met homo’s. Of uit angst voor een maatschappij waarin je positie verandert zodra minderheden gelijke plekken opeisen. Dus niet per se angst voor een homo zelf, maar angst voor de diepere betekenis daarvan.

Mensen die nooit met homofobie te maken hebben, wezen haar de les over wat homofobie precies is en wie het mag aanwijzen.

‘I’m not saying homophobes cower in fear every time they pass a Cher album… but they are afraid. They are afraid of what the world will look like when it treats gay and lesbian and bisexual people with the same respect as everybody else.’ zei Panti Bliss in haar TEDx talk in Dublin.

En Panti kan het weten. Als boegbeeld van de Ierse strijd voor gelijke huwelijksrechten trad ze in 2014 op in een talkshow van de Ierse nationale televisie (RTÉ) en wees daar twee journalisten en een katholiek gezinsinstituut aan als homofoob. Zij voerden namelijk actief campagne om homoseksuelen, inclusief Panti, minder rechten toe te kennen.

Tamelijk homofoob van hen zou je denken, maar niet volgens deze ‘slachtoffers’ van Panti’s aantijgingen. Toen er met een rechtszaak werd gedreigd om een rectificatie en vergoeding af te dwingen, besloot RTÉ vlug met €85.000,- de aanklacht af te kopen en de beelden van de betreffende uitzending offline te halen. #Pantigate was geboren, met internationale verontwaardiging alom.

Wat RTÉ met deze afkoopsom eigenlijk uitstraalde, is dat homoseksuelen zelf niet het recht hebben om vanuit hun ervaringen homofobie aan te wijzen. En als iemands gedrag toch als homofoob wordt aangewezen, men die beschuldiging beter zo luid mogelijk ontkent en een schadeclaim eist, in plaats van zichzelf af te vragen: wat gebeurt er als ik mensen gelijke rechten en goede behandeling gun? Intussen werd Panti door politici, journalisten en geestelijken – en vooral door hen die zelf nooit met homofobie te maken hebben - de les gelezen over wat homofobie dan wel is en wie het mag aanwijzen.

Rico was bang om herkend te worden als ‘die homoseksuele kickbockser’.

Zulke hysterische tegenreacties laten zien hoe krachtig en belangrijk de term ‘homofobie’ is. Er is veel bereikt met dit woord, simpelweg door het werkelijke probleem ermee aan te kunnen wijzen. Iemand aanspreken op verkeerd of onderdrukkend gedrag komt blijkbaar harder aan dan het veel vaker voorkomende onderdrukken zelf. Daarom nemen sommige mensen de term graag van homoseksuelen af om hen vervolgens uit te leggen wat wel en wat niet homofobie is en wie het recht heeft dat aan te wijzen. Niet omdat men het zelf ervaren heeft, maar om de controle over de dialoog terug in handen te nemen.

In College Tour vertelde kickboxer Rico Verhoeven hoe hij voor zijn acteerdebuut een rol als homoseksuele huurmoordenaar weigerde te spelen. Hij zei niks tegen homo’s te hebben, maar hij was bang te worden herkend als ‘die homoseksuele kickboxer’. Binnen zijn sport was het een brug te ver: “We hebben echt een groot ego”. Is die associatie echt zo erg dat je je liever publiekelijk distantieert van een fictieve homo dan van een fictieve huurmoordenaar? Angst. Niet bang voor homo’s zelf, maar voor de suggestie dat je het zelf zou zijn. Rico Verhoeven toont hier geen afkeuren voor een specifieke homo en dreigt ook niet met geweld. Maar homofoob is zijn houding wel.

Homofobie toont zich dus niet direct in de meest extreme uitingsvorm. Het is een bredere schaal. Een verloop van vooroordelen en achterstelling, die uit kan groeien tot actieve vervolging of geweld. Vaak is het subtieler maar voor ervaringsdeskundigen wel invoelbaar. Dat maakt het lastiger uit te leggen. Maar een overeenkomst is er wel: elke vorm werkt corrigerend. Een heteronorm opleggen door een persoon te vertellen hoe die zijn liefde mag tonen, het verzoek op gelijke behandeling negeren of als onbelangrijk bestempelen, of iemand in elkaar slaan zodat die zich uit angst voor de daders minder opvallend gedraagt: allemaal uitingen van corrigerend gedrag, zodat de ander niet op gelijke voet komt te staan. Je mag wel homo zijn, maar dan alleen zo onopvallend en onderdanig mogelijk. Maar dat is geen acceptatie. Dat is schijntolerantie.

“Homo’s kunnen zelf helaas ook homofoob zijn”

Fobie noemen we ook in xenofobie of transfobie. Want niet alleen homo’s zijn de dupe van angst en de daaropvolgende haat of zelfs geweld. Ook hierin is dat geen angst voor een specifieke  vreemdeling of transpersoon. Het is angst voor een onbekende invloed die je eigen bewegingsruimte verandert. Een transvrouw moedwillig blijven aanspreken als ‘hij’ en ‘hem’ is transfoob omdat je angstig bent je eigen verwachtingspatroon aan te moeten passen, niet omdat je bang bent voor deze transvrouw zelf. Een vreemdeling weigeren in je land doe je niet per se omdat je bang bent voor de vreemdeling zelf, maar om de invloed op de veranderende maatschappij die vreemdelingen kunnen opeisen. En het nare van angst, is dat het moeilijk met gegronde feiten is te weerleggen.

Homo’s kunnen zelf helaas ook homofoob zijn. Omdat je niet bang bent voor homo’s zelf, maar voor de associatie daarmee. Sterker nog, geïnternaliseerde homofobie komt op grote schaal voor, vooral bij jonge homo’s die nog worstelen met hun eigen identiteit. Als je bent opgegroeid in een omgeving waarin je overal hoorde dat homoseksualiteit of afwijkend gedrag afkeurenswaardig zijn, keur je dit zelf ook af en distantieer je je openlijk van onze gemeenschap. Op die manier wek je de illusie dat je zelf ‘de betere’ (lees: aangepaste of bereidwilligere) homo bent, die moeite doet zijn liefde en karakter diep te verstoppen. Voor sommigen is dat makkelijker dan voor anderen. Deze vorm van homofobie is net zo goed om te huilen, het resultaat van opgroeien in een maatschappij die ‘normaal doen’ als norm oplegt.

Bij Amsterdamse gaybar Queers zagen ze vorige maand weer hoe naar dat kan zijn. In een anonieme brief stelde een zelfverklaarde ‘mannelijke homoseksuele man’ voor dat ze moesten stoppen met travestie en drag shows, omdat dit geweld, eenzaamheid, liefdeloosheid en een negatief beeld voor jonge homo’s in de hand zou spelen. “Jullie vertegenwoordigen de homogemeenschap niet”, schreef hij.

Jammer dat de briefschrijver anoniem blijft. Graag zou ik hem laten zien dat dragqueens en street queens als Panti Bliss en Marsha P. Johnson historische overwinningen boekten voor onze homogemeenschap. Dat een tegengeluid op homofobie en heteronormativiteit niet luid en fabuleus genoeg kan zijn, als je het mij vraagt. En dat het terecht is dat hij zich zorgen maakt over homofobie en homofoob geweld. Maar dat je beter de angst voor homoseksualiteit kunt bestrijden, niet het feit dat we ons onverstoord in alle vormen laten zien. Associeer je juist openlijk met anderen, inclusief lesbiennes, biseksuelen, intersekse personen en alle anderen die de maatschappij scherp houden. Laat zien dat je recht hebt om zichtbaar te zijn. En vooral: wees niet bang.

Foto: Peter van der Wal

Powered by Labrador CMS