“Feministen ... en homo's die heel overdreven doen”

Johan Goossens over de jeugd

Johan Goossens
Gepubliceerd
Leestijd: 2 min

Waar zat ik nou eigenlijk naar te luisteren? Waren ze zich puberaal aan het afzetten? Tegen de stad, de moderne tijd?

Ik was gevraagd om een cabaretworkshop te geven aan een klas middelbarescholieren uit Friesland en zei meteen ja. Om mijn onderwijsskills een beetje bij te houden, bovendien weet je nooit wat je je leert van zo’n ontmoeting – de jeugd heeft immers de toekomst.

“Jezus, moet dit echt?” klaagden een paar jongens toen ik de groep op kwam halen uit de aula. Tot zover niks nieuws. Ik heb te lang lesgegeven om nog te schrikken van een beetje weerstand. Ook luid­ruchtig schreeuwend het lokaal binnenkomen en weigeren de winterjas uit te doen, hoort er wat mij betreft gewoon bij. De warming­-up ging eigenlijk behoorlijk goed. Het gaf me genoeg zelfver­trouwen om over te gaan op de eerste opdracht. “Maak een lijstje,” zei ik, blaadjes uitdelend, “van alles en iedereen waar je je kapot aan ergert.” Een schrijfopdracht die ik al zo’n tien jaar geef en die altijd iets leuks oplevert. De enige regel is dat je geen medeleerlingen of leraren mag noemen. Vaak rolt er dan een mooi inkijkje in het puberleven uit: van ergernissen over moeders aan de ontbijt­tafel tot vriendinnen die te lange verhalen vertellen op de fiets.

Toen ze uitgeschreven waren, nodigde ik een slungelige jongen uit om met zijn A4’tje voor de klas te komen staan. “Ik erger me kapot aan ...”, las hij krachtig voor. Tot zover ging het goed. “Noa Lang ...” Er werd een beetje gelachen. “Wielrenners ...” Zie je wel, dacht ik, deze opdracht werkt altijd.

“Zwervers ...”, ging de jongen verder.

“Feministen ... en homo's die heel overdreven doen.”

Er werd een beetje gegniffeld. Ik lachte schaapachtig mee. Ach, een beetje ongein, dacht ik. Hij hield zich feitelijk aan de opdracht. Ik bedankte hem en gaf het woord aan de volgende. 

Die begon ook met: “Zwervers ...” Daarna kwam: “Dikke mensen die zeggen dat ze er niks aan kunnen doen. En openbare homo’s.” Moest ik er iets van zeggen? Ik probeerde het met een kwinkslag. “Goh,” zei ik maar. “Ik krijg een heel ander beeld van Friesland. Ik dacht aan weilanden en meren, maar blijkbaar struikel je er over de daklozen en homo’s.”

Waar zat ik nou eigenlijk naar te luisteren?

Waren ze zich puberaal aan het afzetten? Tegen de stad, de moderne tijd? Misschien was het gewoon een reactie op doorge­slagen wokeheid, die ook vaak polarise­rend is.

De volgende jongen verklaarde dat hij zich kapot ergerde aan emo’s, films over sterke vrouwen en (daar was ­ie weer) overdreven homo’s. “Ik ben ook homo,” zei ik nu. “Vind je mij ook overdreven?”

“Nee, maar ...” zei de jongen, de klas werd wat stiller. “Maar vaak willen ze dat iedereen het weet. En dan denk ik: hou het gewoon voor jezelf.” Ik twijfelde of ik nog iets zou zeggen, maar ik was niet gevraagd om maatschap­pijleer te geven.

De jongen ging door, maar pas toen hij zijn ergernislijst afsloot met “linkse mensen” viel bij mij het kwartje. Dit was geen ongein meer, geen afzetten tegen. Hier schemerde een ideologie doorheen. Een zwaar woord misschien, voor pubers, maar ze praatten duidelijk iemand na. Was dit die Andrew Tate of Jordan Peterson waar ik in de krant over las?

Een docent zei na afloop dat ik me kranig had geweerd. “Ik vind het lastig, deze nieuwe gene­ratie. Ze zijn allemaal zo conservatief aan het worden. Zo anti­-links en anti­-alles. Terwijl, je doet dit werk toch om de wereld een beetje beter te maken.”

“Ja”, zei ik. “Voor de toekomst.” Met een naar gevoel stapte ik op de fiets.

Powered by Labrador CMS