column

Johan Goossens Winq

Johan Goossens over hoe veilig queer-zijn is in de stad

Het kost me weinig moeite om zo te lopen dat ik voor de oppervlakkige toeschouwer geen homo ben, geen reactie hoef uit te lokken.

We fietsen naar huis na een mooie avond uit en ik vroeg of mijn date nog honger had, wat hij luidruchtig beaamde vanaf de bagagedrager. Maar eenmaal mijn fiets geparkeerd bij een shoarmatent, zei hij: “Ik wacht hier wel...”

“Waarom?” vroeg ik. 

Ik had hem deze avond leren kennen als een magneet voor gesprekken met wildvreemden, en begreep niet waar deze U-turn vandaan kwam. “Ga gewoon mee...”

“A-ah”, schudde hij zijn hoofd, en wees naar zijn gezicht. Het duurde even voor ik doorhad dat hij de gouden glitters bedoelde, die er door een random meisje op waren gesmeerd.

“Dat maakt toch niet uit?”

“Jawel”, zei hij resoluut. Hij keek me nadrukkelijk aan, zo van: geloof me, ik weet waar ik het over heb.

Enigszins beduusd liep ik de helverlichte zaak in, waar her en der groepjes mannen met baarden bedaagd zaten te eten. Lopend langs de tafels, werd ik me bewust van een privilege waar ik lange tijd niet meer over had nagedacht – dat ik behoorlijk ‘passable’ ben. Het kost me weinig moeite om zo te lopen dat ik voor de oppervlakkige toeschouwer geen homo ben, geen reactie hoef uit te lokken.

Terwijl ik bij de balie bestelde bij een vriendelijke man, dacht ik aan de ernstige blik van mijn date, en realiseerde ik me dat ik misschien in een bubbel leef. Ik lees wel over de verminderende tolerantie in de stad tegenover lhbtqia+'s, maar hoeveel maak ik ervan mee? ik probeer het altijd breder te zien, als een probleem van mannelijkheid dat in veel culturen zit. Tegelijkertijd denk ik aan de keren dat ik zelf in Amsterdam ben uitgescholden voor kankerflikker (al dan niet vanaf een scooter) of zelfs bespuugd - en alle keren was dit door mannen met een Arabisch uiterlijk. Maar ja, dat is natuurlijk statistiek van de koude grond, realiseer ik me ook meteen, en zo gaat mijn geest maar door. 

het is dit stilzwijgen dat me misschien nog het meest ongemakkelijk maakt.

Het is een onderwerp dat ik vaak weg probeer te drukken, in de hoop dat door het liefdevol te negeren, de zachte krachten zullen overwinnen. Maar dan schrik ik ineens weer op als voetballers weigeren om een band tegen discriminatie te dragen omdat er een regenboog op staat. Of van de weigering van Amsterdamse moskeeën om ook maar een simpele verklaring te tekenen tegen homogeweld. Of van schietpartijen bij café Prik en een burgemeester die bewust vaag blijft en het benoemt als een “cultureel probleem van de hele stad”, terwijl de eigenaar spreekt van veelal Marokkaanse daders.

Het is dit stilzwijgen dat me misschien nog het meest ongemakkelijk maakt. Terwijl ik bij het typen van deze column ook de angst voel om een groep mensen weg te zetten die op zijn zachtst gezegd al in de verdrukking zit. Ik kom er kortom niet uit, terwijl inmiddels de PVV de grootste partij is geworden, en de meest abjecte dingen roept over de islam en werkelijk nergens een oplossing voor heeft. Reden te meer om eens met redelijke mensen de juiste woorden te vinden, het debat aan te gaan, toch?

“Hier”, zei de vriendelijke man. Hij gaf me een plastic tasje, en met stevige pas liep ik de zaak uit. Toen ik buitenkwam zat mijn date al op de bagagedrager. Met zijn wat hoge, enigszins vrouwelijke stem begon hij pas weer te praten toen we de hoek om waren.

Powered by Labrador CMS