column

Johan Goossens in een zwarte trui

Uit de kast voor de klas: moet je als leraar je geaardheid delen?

Schoolvoorbeeld

Leestijd: 2 min

Wanneer Johan Goossens solliciteert als docent Nederlands voor internationale pubers, worstelt hij met een vraag die hij liever niet hoeft te stellen: moet hij vertellen dat hij homo is? Zijn eerdere ervaringen in het onderwijs laten zien dat openheid zowel bevrijdend als risicovol kan zijn. In deze column reflecteert hij op het spanningsveld tussen zichtbaarheid en terughoudendheid in de klas.

De vrouwen ogen chic en afstandelijk, misschien dat ik er daarom niet over durf te beginnen. Of misschien komt het doordat we in een lokaal van de onderbouw zijn gaan zitten en de brave alfabetposters en kleurige mappen met klassenwerk niet bepaald uitnodigen tot het beginnen over seksualiteit. Terwijl we mijn CV doornemen en spreken over lesmethodes, vraag ik me af of ik er überhaupt over moet beginnen. Wat heeft het feitelijk te maken met wat ik kom doen? Menig docent zal zeggen dat leerlingen niets met je privéleven te maken hebben, en daar valt wat voor te zeggen. Aan de andere kant sta ik op het punt om Nederlands te gaan geven aan internationale pubers uit veel verschillende culturen, en ik zou het graag weten als mijn geaardheid een probleem kan opleveren.

Toen ik ooit begon met lesgeven op een mbo, had ik amper tijd om erover na te denken – de eerste les werd het al uit me getrokken. Alsof ze het roken, ging er binnen een paar minuten al een vinger omhoog: “Meneer, valt u op het mannelijk geslacht?” Als ik al van plan was het geheim te houden, ging dat plan meteen de prullenbak in. De klas reageerde gelukkig positief, bijna uitgelaten: “Meneer, wilt u met Gordon trouwen?” Hierna was er geen weg meer terug en via de wandelgangen kwam de informatie vanzelf bij andere klassen terecht.

Lees ook:

Niet altijd was dat een succes, overigens. Na een onrustige les voor een klas beveiligers, stak een jongen in V-uniform zijn vinger op: “Meneer, er gaat een roddel over u. Ze zeggen dat u van de andere kant bent.” “Haha, nou ja,” zei ik. “Ik ben wel homo, dat klopt.” Ik hoopte dat mijn probleemloze reactie aanstekelijk zou werken; dat ik elke wrijving bij voorbaat weg had gebluft. Maar de lessen werden steeds stroever. Het woord ‘flikker’ werd gefluisterd als ik kwam aanlopen in de gang. En als ik iets een-op-een wilde uitleggen, doken ze zowat onder tafel van walging. Ik was opgelucht toen de zomervakantie aanbrak.

Het sollicitatiegesprek is voorbij en de dames geven nog een uitgebreide rondleiding door de school, zelfs de aanpalende basisschool doen we aan. “En dit is de aula, hier eten de leerlingen hun bammetjes.” Ik verzamel moed, maar durf pas het woord te nemen als de rondleiding tot een einde komt. Ongelukkigerwijze is dat in de poppenhoek van de kleuterklas. Ik kuch: “Ik had nog eigenlijk een vraag, zeg maar. Ik ben dus zeg maar homo...” Meteen spijt. De stilte die valt is dik en zwaar. Daar sta ik dan, tussen een berg met knuffels. “We hebben hier elk jaar Paarse Vrijdag”, zegt de ene vrouw. “We streven natuurlijk naar een klimaat waarin iedereen zichzelf kan zijn”, zegt de ander. De onbeantwoorde vraag hangt in de lucht. Waarom zou ik in godsnaam voor veertien-, vijftienjarigen uit de kast willen komen? De vraag zelf heeft al iets pervers. In de ogen van de dames zie ik de vrees dat ik hele lessen over mijn geaardheid wil geven. Extravert door de gang wil gaan lopen paraderen. Maar dat wil ik helemaal niet! Ik wil er alleen niet over hoeven liegen. 

Bedenk ik later pas, als ik alweer buiten sta.

Powered by Labrador CMS